Obsessieve-compulsieve stoornis
Bij een obsessieve-compulsieve stoornis heb je steeds terugkerende dwanggedachtes en/of dwanghandelingen waardoor het dagelijks functioneren beperkt wordt. Dwanggedachten zijn terugkerende of aanhoudende gedachten die angst oproepen. Deze gedachtes voelen vaak als dwingend en onbenullig en gaan over alledaagse problemen. De dwanghandelingen vinden plaats als gevolg van deze dwanggedachten. Voorbeelden hiervan zijn vaak handen wassen, alles tellen of telkens controleren. Op deze manier probeer je de dwanggedachtes te neutraliseren. De gedachten van mensen zonder een obsessieve-compulsieve stoornis lijken niet veel te verschillen van mensen met obsessieve-compulsieve stoornis. Echter leiden deze gedachten bij mensen zonder obsessieve-compulsieve stoornis niet tot verstoringen in het dagelijks leven.
Een effectieve behandeling voor een obsessief compulsieve stoornis lijkt exposure in vivo met responspreventie met cognitieve technieken als aanvullende interventie. Tijdens exposure in vivo met responspreventie word je met een angst geconfronteerd. Bijvoorbeeld de deur openen door de deurknop aan te raken (exposure) zonder hierna meteen je handen te wassen (responspreventie). Cognitieve therapie richt zich vooral op de dwanggedachten. Dwanggedachten zijn normale verschijnselen die iedereen heeft. Mensen verschillen echter wel in de manier waarop ze ermee omgaan. In dit onderdeel van de behandeling zal bekeken worden of de waarde die iemand hecht aan een dwanggedachte terecht is. Ook zou cognitieve therapie kunnen helpen als exposure en responsepreventie te veel angst oproepen.
Diagnostische criteria DSM-4
– De aanwezigheid van dwanghandelingen en dwanggedachtes
– Deze dwanghandelingen en dwanggedachtes worden als onzinnig beschouwd.
– Deze dwanghandelingen en dwanggedachtes nemen meer dan een uur per dag in beslag en verstoren de dagelijkse bezigheden.
casus:
“ Kees is altijd al een georganiseerde en nette man geweest. Sinds hij met pensioen is gegaan zijn deze eigenschappen zich verder gaan ontwikkelen. Hij is nu het grootste gedeelte van de dag bezig met organiseren en schoonmaken omdat hij bang is om ziek te worden van viezigheid. Door het organiseren en schoonmaken neemt de angst om ziek te worden van viezigheid af. Hij stapt om s ’morgens vroeg onder de douche zodat hij gewassen en schoon aan de dagelijkse rituelen kan beginnen. Het huis wordt 3 keer per dag grondig schoongemaakt. Ook eten koken duurt uren aangezien al het voedsel eerst moet worden gereinigd. Hij houdt hierdoor geen tijd meer over voor gezelligheid met zijn vrouw en vrienden. Dat mist Kees wel.”