Skip to main content
search
0
anorexia

Anorexia nervosa, beter bekend gewoon als anorexia, is een eetstoornis die vooral bij meisjes en jonge vrouwen voorkomt (90% tot 95% is vrouw). Van alle psychiatrische aandoeningen heeft anorexia het hoogste sterftecijfer (6% van de mensen met anorexia overlijden aan de lichamelijke gevolgen hiervan of aan suïcide). Naar schatting lijden alleen in Nederland jaarlijks ongeveer 5600 mensen aan anorexia.

Wat is Anorexia?

Maar wat is anorexia? Deze ernstige eetstoornis wordt gekenmerkt door een abnormaal laag lichaamsgewicht, een intense angst om aan te komen en een vervormde waarneming van het lichaamsgewicht. De term “anorexia nervosa” is afgeleid van het Griekse “an-“ (negatie) en “orexia” (eetlust), en betekent dus letterlijk “nerveuze gebrek aan eetlust”. Bij mensen met anorexia is er oorspronkelijk echter weinig sprake van gebrek aan eetlust, in tegenstelling tot wat men vroeger dacht. De kern van anorexia kan worden omschreven als het langdurig en doelbewust onderdrukken van eetlust. Een logisch gevolg hiervan is dat het normale gevoel van eetlust en honger verdwijnt. Omdat mensen met anorexia veel waarde hechten aan het controleren van hun gewicht en hun lichamelijke conditie, spannen ze zich enorm in om dit te kunnen bereiken. Deze inspanning belemmert hun uiteindelijk aanzienlijk in hun leven, zowel op lichamelijk als op emotioneel en sociaal niveau.

Mensen met anorexia beperken drastisch de hoeveelheid voedsel die ze eten om gewichtstoename te voorkomen of om gewichtsverlies voort te zetten. Dat kan door verschillende manieren van purgeergedrag te vertonen. Zo kunnen ze hun energie-inname controleren door brakken zelf op te wekken nadat ze gegeten hebben of door laxeermiddelen, dieetpillen of diuretica te gebruiken. Mensen met anorexia kunnen ook proberen af te vallen door excessief te sporten. Maar het is tóch nooit genoeg, want ongeacht van hoeveel ze afvallen, blijven ze de angst behouden dat ze aan zullen komen.

Waar het uiteindelijk om gaat is dat anorexia weinig met eten te maken heeft. Het is een zeer ongezonde, soms levensbedreigende manier om met ongewenste emoties om te gaan. Als je aan anorexia lijdt, stel je magerheid gelijk aan je eigenwaarde.

Net zoals andere eetstoornissen kan anorexia je leven overnemen en dicteren. Het kan erg moeilijk zijn om het te overwinnen. Maar met de juiste behandeling, met steun en acceptatie van je omgeving, kan je terugkeren naar een gezonde leefstijl en verantwoorde eetgewoonten, en sommige ernstige verwikkelingen van anorexia omkeren. Hoe dat gedaan kan worden volgt later in dit artikel. Laten we nu eerst kijken naar hoe anorexia gediagnosticeerd wordt, omdat lang niet iedereen die weinig eet aan anorexia lijdt.

Anorexia nervosa symptomen

Anorexia wordt gediagnosticeerd op basis van de DSM-5, het diagnostisch en statistisch handboek van psychiatrische aandoeningen. Volgens de DSM, moet er sprake zijn van de volgende symptomen om iemand te kunnen diagnosticeren met anorexia nervosa:

  • Beperkt de hoeveelheid voedsel die hij/zij eet ten opzichte van de energiebehoefte
  • Heeft als resultaat een lager lichaamsgewicht dan het minimale normale gewicht voor de leeftijd, sekse en groeicurve
  • Heeft een intense angst om aan te komen of dik te worden, of persisteert in gedrag dat gewichtstoename voorkomt
  • Ervaart zijn of haar lichaamsgewicht of lichaamsvorm op een verstoorde manier, in de zin dat lichaamsgewicht of lichaamsvorm een onevenredig grote invloed heeft op het oordeel over zichzelf
  • Onderkent niet de ernst van het actuele lage lichaamsgewicht

Als iemand aan bovenstaande symptomen voldoet, kan het zijn dat hij of zij anorexia heeft. Maar om de juiste diagnose te stellen heb je altijd een specialist nodig.

Emotionele en gedragsvertoningen

Waar moet je op letten als je denkt dat iemand in je omgeving symptomen vertoont? De volgende vertoningen kunnen signaleren dat er meer aan de hand is dan alleen afvallen.

  • Bezigheid met eten, zoals bijvoorbeeld uitgebreide maaltijden voorbereiden voor anderen, maar zelf niet eten
  • Maaltijden overslaan
  • Honger ontkennen of smoesjes hebben om niet te eten
  • Alleen “veilige” voedsel eten, meestal calorie- en vetarm
  • Strenge eetrituelen aannemen, zoals bijvoorbeeld eten uitspugen na het kauwen
  • Eten in het openbaar vermijden
  • Liegen over hoeveel eten wordt gegeten
  • Angst om dik te worden, die zich uit in herhaaldelijk wegen en/of lichaamsomvang meten
  • Overmatig in de spiegel kijken om lichamelijke gebreken te bespeuren
  • Klagen over te dik zijn
  • Dragen van wijde kleding of meerdere lagen kleding om het lichaam te verbergen
  • Sociale terugtrekking
  • Sombere of vlakke stemming
  • Prikkelbaarheid
  • In- of doorslaapproblemen


Subtypes Anorexia

De DSM onderscheidt verder tussen twee subtypes van anorexia nervosa, namelijk:

  • Het restrictieve type, waarbij er in de afgelopen drie maanden geen sprake is geweest van eetbuien of purgeergedrag (zelf opgewekt braken of misbruik van laxeermiddelen, diuretica of dieetpillen)
  • Het eetbuien of purgerend type, waarbij er in de afgelopen drie maanden wel sprake is geweest van eetbuien of purgeergedrag

Hoewel ze van elkaar verschillen, hebben het restrictieve en het purgerende type een veel te laag lichaamsgewicht gemeen.

Ernst

Ten slot volgens de DSM moet de actuele ernst van anorexia gespecificeerd worden, op basis van de BMI (Body Mass Index). Deze wordt berekend als het lichaamsgewicht in verhouding tot lichaamslengte in het kwadraat. De normale BMI-waarde voor vrouwen ligt tussen de 18,7 – 23,8. Mannen hebben een gezond BMI wanneer deze tussen de 20 en 25 valt. De ernst van anorexia wordt vastgesteld als volgt:

  • Licht, met een BMI ≥ 17 kg/m2
  • Matig, met een BMI tussen 16-16.99 kg/m2
  • Ernstig, met een BMI tussen 15-15.99 kg/m2
  • Zeer ernstig, met een BMI < 15 kg/m2


Behandeling Anorexia

Jammer genoeg staan veel mensen met anorexia aanvankelijk niet open voor behandeling. De drang naar magerheid laat bezorgdheid over hun gezondheid teniet. Maar het goede nieuws is: er is hoop! Ongeveer 45% van de mensen met anorexia die in behandeling gaan herstelt volledig, terwijl 30% van hun herstelt gedeeltelijk. De weg naar herstel is lang, en het kan jaren duren voordat iemand met anorexia volledig herstelt, maar net zoals bij alle andere psychische stoornissen geldt ook bij anorexia dat hoe eerder het wordt herkend, des te beter en sneller het kan worden behandeld.

Hoewel onderzoek aantoont dat specifieke vormen van psychotherapie de beste resultaten geven voor bepaalde eetstoornissen (bijvoorbeeld cognitieve gedragstherapie bij boulimia nervosa), wordt psychotherapie in het algemeen aanbevolen voor anorexia nervosa, zonder een specifieke vorm ervan te noemen. Dit biedt ruimte voor veel behandelmogelijkheden.

  • Motiverende interventies: Omdat anorexiapatiënten zich vaak verzetten tegen behandeling is het eerst belangrijk om hun motivatie te vergroten door een vertrouwensband tussen de patiënt en de behandelaar op te bouwen. Er kunnen eerst andere doelen van de patiënt besproken worden, die misschien niet direct gerelateerd zijn aan anorexia, maar die uiteindelijk wel met de symptomen in verbinding kunnen worden gebracht.
  • Psycho-educatie: Nadat er een vertrouwensband is ontwikkeld, is het belangrijk om het ziekte-inzicht te vergroten door uitleg te geven over de oorzaken en symptomen van anorexia, maar ook over de gevolgen en de prognose.
  • Cognitieve gedragstherapie: De meest toegepaste vorm van psychotherapie in Nederland, wordt ingeschakeld bij anorexia door verstoorde gedachten en gevoelens rond eten en gewicht uit te dagen en te vervangen door helpende, meer realistische gedachten. Er kan daarna worden gepoogd dieper te graven, door de kerngedachten van de cliënt te achterhalen. Kerngedachten zijn algemene negatieve opvattingen over zichzelf, anderen of de wereld die de verstoorde gedachten over het eten en het eetgedrag hebben veroorzaakt en die ze in stand houden. Cognitieve technieken zoals het verzamelen van bewijs voor en tegen de kerngedachten en het afwegen van de voor- en nadelen van de huidige kerngedachten worden toegepast om meer realistische kerngedachten te laten ontwikkelen. Gedragsexperimenten kunnen ook worden gebruikt om patronen (deels) te veranderen door de daadwerkelijke gevolgen van gezonder eetgedrag (uitgebreider of meer eten) te constateren en te vergelijken met de ingebeelde gevolgen ervan.
  • Systeemtherapie (gezinstherapie): Waarbij vaste patronen binnen het gezin van de patiënt worden doorgegrond en veranderd. Dat wil niet zeggen dat het gezin als de oorzaak van de eetstoornis wordt gezien, maar dat het belangrijk is om te beseffen dat bepaalde patronen de eetstoornis wel in stand kunnen houden.
  • Schematherapie: Waarbij wordt gekeken naar schema’s, algemene patronen die zijn ontstaan door niet genoeg te zijn vervuld in je emotionele basisbehoeften als kind, zoals veiligheid, duidelijke grenzen, onafhankelijkheid en zelfstandigheid, vrijheid om je emoties te uiten, en spontaneïteit en plezier. Belemmerende patronen worden herkend en vervangen door gezondere patronen. Experiëntiële technieken worden toegepast, waarbij de patiënt terugkeert in zijn gedachten naar degene die hij of zij als kind was, om de onvervulde behoeften alsnog goed te maken.
  • Oplossingsgerichte therapie: Waarbij er niet naar het probleem wordt gekeken, maar juist naar de uitzonderingen ervan: Wanneer eet de patiënt juist meer? Wanneer denkt hij of zij niet over eten na? Het is de bedoeling om deze momenten vaker te laten gebeuren, door de patiënt te complimenteren over elk van zulke momenten, en door vragen te stellen naar hoe het hem of haar is gelukt om een uitzondering te maken. Oplossingsgerichte technieken worden het liefst in combinatie met cognitieve technieken of gedragsexperimenten toegepast.
  • Positieve psychologie: Een stroming binnen de moderne psychologie, beweert dat we niet alleen bezig moeten zijn met het verminderen van de klachten, maar ook met het ontwikkelen van een plezierig en zinvol leven door betrokkenheid te voelen in ons werk, onze hobby’s en relaties, door het neerzetten van prestaties en het bijdragen aan een groter geheel. Positieve psychologie wordt meestal toegepast in latere behandelingsfases, nadat de patiënt een gezonder gewicht heeft behaald.


Casus Anorexia

Maar hoe gaat zo’n behandeling in zijn werk? Elke behandelaar heeft natuurlijk zijn eigen geïndividualiseerde aanpak voor elke cliënt. Wat volgt is een voorbeeld van een behandeling uit de praktijk waarin meerdere therapievormen gebruikt worden.

R., een 16-jarige cliënte, kwam op intakegesprek met haar ouders, die wilden weten hoe ze hun magere dochter meer konden laten eten.

R. at één keer per dag, om 13.00 uur, en elke keer hetzelfde: twee boterhamen en een stuk fruit. Zij had geen eetbuiten en vertoonde geen purgeergedrag. R. was 1,65 m lang en woog 46 kg. Met een BMI van 16,9 had R. dus een milde vorm van anorexia (het restrictieve type).

De ouders van R. hadden haar meegenomen op intakegesprek zonder dat zíj dat ook wilde. In het begin was het dus belangrijk om te achterhalen wat háár behoeften waren, en wat zíj graag wilde, zodat we haar motivatie voor therapie zouden kunnen vergroten. Maar R. wilde alleen maar dat haar ouders haar met rust zouden laten.

We hebben een paar gesprekken gevoerd over hoe we dat zouden kunnen bereiken. R. was van mening dat haar ouders haar met rust zouden laten alléén als zij meer zou eten. We zijn dus begonnen met de eerste kleine verandering die ze zou kunnen maken om haar doel te bereiken: de helft van een stuk fruit extra te eten elke dag.

Maar R. was er nog niet aan toe om deze verandering aan te brengen, omdat ze dacht dat ze 0,5 kg aan zou komen elke dag als ze dat zou doen. Door cognitieve gedragstherapie technieken toe te passen hebben we deze gedachte van R. uitgedaagd. Zij heeft als huiswerk bewijs verzameld over hoe snel mensen aankomen (uit haar eigen ervaring, maar ook uit wetenschappelijke bronnen). Daarna hebben we een experiment bedacht: R. heeft de dag na een van onze sessies ’s middags na haar lunch de helft van een banaan gegeten.

Een week later heeft ze zich gewogen, en ze was niet aangekomen. Er was dus overweldigend bewijs voor R. dat ze niet aan zou komen als ze een beetje meer fruit zou eten elke dag. Uiteindelijk heeft ze dat toegepast in haar dagelijkse leven. Ze raakte er uiteindelijk aan gewend, en ze kreeg minder “geklaag” van haar ouders om meer te gaan eten.

Daar was ze blij om en zo kregen we de kans om het over de reden van haar anorexia te hebben. R. onthulde dat ze geen zelfvertrouwen had. Haar kerngedachte was “Ik ben een mislukkeling”, ontstaan door een combinatie van te weinig aandacht te hebben gekregen als kind door teveel verhuizingen, negatieve ervaringen op school en sociale terugtrekking. Door haar eten drastisch te beperken en dunner te worden vond ze zich tóch iets waard.

We hebben cognitieve technieken gebruikt om haar kerngedachte uit te dagen, en door experiëntiële technieken heeft R. haar emotionele basisbehoeften alsnog kunnen vervullen. Langzaam maar zeker begon R. in te zien dat niemand 100% slecht is, en dat zij ook positieve eigenschappen heeft, en prestaties heeft behaald, die niks te maken hebben met hoe dun ze is.

R. begon haar eetgewoonten meer en meer uit te breiden, door de dag te beginnen met een fruitontbijt, en later de dag te sluiten met meerdere stukken fruit. In de laatste fase van de behandeling hebben we ons gericht op het positieve in haar leven. Zij had een hechte relatie met haar zusje, en maakte meer tijd om door te brengen met haar. Ook breidde ze haar fotografie hobby uit, door haar mooiste foto’s te verkopen op internet. R. had verder een bijbaan gevonden bij een milieuorganisatie waardoor ze een belangrijk doel in haar leven heeft ontdekt.

Na bijna 3 jaar therapie at R. drie keer per dag met weleens aangepaste porties, en was 8 kg zwaarder. Dat vond ze niet erg meer, omdat haar kerngedachte inmiddels was veranderd naar “Ik ben goed genoeg zoals ik ben”.


Tips voor naasten

Herken je iemand in je familie of omgeving in de symptomen van anorexia? Dan vraag je je natuurlijk af wat je kan doen om ze het beste te kunnen helpen. De volgende tips kunnen het een stuk makkelijker maken:

  • Vind een goed moment om je dierbare persoonlijk te spreken, één waarop jullie allebei rustig zijn.
  • Leg uit waarom je je zorgen maakt. Probeer hem of haar de les niet te lezen of te bekritiseren. Praat over specifiek gedrag dat jij hebt opgemerkt en waarom je je daar zorgen om maakt. Het is nog niet de bedoeling om oplossingen te vinden, maar om je zorgen te uiten over zijn of haar gezondheid, en om te laten weten dat je graag wil helpen.
  • Verwacht wel weerstand. Het kan best zijn dat je dierbare zal ontkennen dat hij of zij een eetstoornis heeft, en misschien boos of defensief wordt. Als dat gebeurt, probeer rustig en respectvol te blijven. Zo’n gesprek voelt erg confronterend voor iemand met een eetstoornis. Neem het niet persoonlijk.
  • Vermijd ultimatums. Het enigste wat ultimatums doen is meer druk op iemand zetten, waardoor hij of zij meer geneigd zal zijn om het eetgedrag te verbergen.
  • Vermijd beschuldigingen en verwijten. In plaats van “jij”-zinnen te gebruiken (“Jij moet gewoon meer eten”), gebruik “ik”-zinnen (“Ik ben bang als ik je zie overgeven”).
  • Vermijd makkelijke oplossingen geven, bijvoorbeeld “Je moet jezelf gewoon accepteren”. Eetstoornissen zijn ingewikkeld en complex, en zo zijn de oplossingen.
  • Vraag naar redenen voor verandering. Misschien wil je dierbare niet voor hem- of haarzelf veranderen, maar wel voor iemand waar ze om geven. Of misschien willen ze weer kunnen werken. Het maakt niet uit wat de reden voor verandering is, zo lang ze bereid zijn hulp te zoeken.
  • Praat ook over andere onderwerpen dan alleen eten en gewicht. Probeer te praten over dagelijkse gebeurtenissen en gevoelens.
  • Besef dat jij zelf weinig aan de eetstoornis kunt veranderen. Het belangrijkste tip blijft daarom: Stimuleer degene om professionele hulp te zoeken. Bied aan om mee te gaan naar de huisarts of een specialist.

De psychologen van depsycholoog.nl bieden geen behandeling voor mensen die last hebben van Anorexia. Er zijn verschillende gespecialiseerde instellingen die je hierbij kunnen helpen. Kijk voor meer informatie op de site van Weet, de vereniging rond eetstoornissen.

Robert Haringsma

Robert Haringsma is psycholoog en onderzoeker. Hij schrijft over onderwerpen als stress, zelfvertrouwen, depressie en angst.

Leave a Reply