Skip to main content
search
0
Dwanggedachten

Dwanggedachten kunnen je leven behoorlijk op z’n kop zetten. Dwangmatig schoonmaken bijvoorbeeld, of telkens controleren of alle lampen wel aan of uit zijn. Vaak zijn het gedachten die je niet wilt hebben, maar die wel een groot deel van je aandacht opeisen.

Herken je bepaalde dwanggedachten bij jezelf? In dit artikel gaan we dieper in op wat dwanggedachten zijn en wat je eraan kunt doen.

Wat zijn dwanggedachten?

Bijna iedereen heeft wel een of meerdere dagelijkse routines. Hier is niet per se een reden voor. Meestal vinden we het gewoon fijn om vaste gewoontes te hebben. We ervaren dat ook niet als een probleem.

Dwanggedachten zijn gedachten, beelden of impulsen die steeds maar weer terugkomen en waarover iemand geen controle heeft. Mensen met dwanggedachten willen deze gedachten helemaal niet hebben en ze beseffen dat deze gedachten geen enkele zin hebben.

Dwanggedachten gaan juist gepaard met intense gevoelens van angst, afkeer, twijfel of het gevoel dat dingen op een ‘juiste manier’ gedaan moeten worden. Deze gedachten nemen veel tijd in beslag. Voor andere belangrijke activiteiten is geen tijd meer.

Voorbeelden van dwanggedachten

Een aantal dwanggedachten zijn:

  • Heb ik nu iets over het hoofd gezien, wat heel nare gevolgen heeft?
  • Ik moet alles vertellen wat in mijn hoofd opkomt.
  • Dit moet ik even opnieuw doen.
  • Het moet allemaal precies kloppen.
  • Oh jee, ik kan mijn baby iets aandoen.
  • Heb ik de kaarsen vergeten uit te blazen waardoor er brand kan ontstaan?
  • Ik kan iemand zomaar in het kruis grijpen.
  • Mijn kinderen kunnen een ongeluk krijgen.

Het verschil tussen een ‘obsessie’ en dwanggedachte

Je bent vast wel eens ‘geobsedeerd’ geweest door iets of iemand. We zetten deze term tussen haakjes, omdat we het best vaak zeggen. Het heeft niets te maken met problemen in het dagelijks leven. Sterker nog: het klinkt zelfs best leuk! Stel dat je een obsessie hebt voor horloges. Daarnaast kun je nog steeds afspreken met vrienden, op tijd naar bed gaan en de volgende dag weer fris op je werk verschijnen.

Maar ook als de ‘obsessie’ niet leuk is, hoeft dit nog geen dwanggedachte te worden. Bijvoorbeeld als je blijft denken dat je iets niet goed hebt gedaan. De gedachte gaat misschien een tijdje door je hoofd. Je overziet de gevolgen van wat er niet goed ging en doet het de volgende keer beter. Kortom, je gaat weer verder met je leven.

Eigenlijk is het heel normaal dat we af en toe dit soort hinderlijke gedachten hebben. Maar wanneer wordt het dan een dwanggedachte?

Normaal gesproken kunnen we bepaalde gedachten weer loslaten. De gedachte komt niet (vaak) terug, het triggert geen extreme angst en zit ons niet in de weg bij ons dagelijks functioneren. In tegenstelling tot iemand die wel last heeft van een dwanggedachte.

De bekende roze olifant

Iemand met dwanggedachten voert de handelingen vaak denkbeeldig uit. Denk aan praten tegen jezelf, tellen, geen rust nemen, zingen of het steeds wegduwen van de gedachten. Juist deze dwanghandelingen zorgen ervoor dat de angst blijft. En het wegduwen, niet willen denken aan een gedachte, pakt juist andersom uit: je gaat er meer aan denken.

Dwanggedachten en de roze olifant

Bekend is het voorbeeld van de roze olifant. Probeer eens dertig seconden niet aan een roze olifant te denken. Dat wordt moeilijk!

De wil om niet aan de vervelende angstige gedachten te denken, neemt dus in kracht toe. De dwanggedachte verdwijnt niet meer uit je hoofd. Je kunt dan letterlijk nergens anders meer aan denken.

Soorten dwanggedachten

Niet alle dwanggedachten zijn hetzelfde. Het type dwanggedachten wordt bepaald door wat je het ergste vindt.

Een voorbeeld:

Een vrouw met een baby vindt het een ontzettend erg idee dat er iets met de baby zou kunnen gebeuren. Zij krijgt juist agressieve gedachten over het verwonden van haar baby.

Er zit dus verschil in het soort dwanggedachte dat iemand kan hebben. De verschillende soorten dwanggedachten gaan we hieronder bekijken:

Agressieve dwanggedachten

Bij agressieve dwanggedachten ben je bang om iets verschrikkelijks te veroorzaken, zoals brand. Of je bent bang dat je een ander pijn doet. Ook kan het voorkomen dat je denkt dat je een moordenaar bent. Je ziet beelden voor je hoe je mensen wurgt, of met een mes te lijf gaat. Het is niet zo dat je daadwerkelijk een moordenaar bent.

Andere voorbeelden van agressieve dwanggedachten zijn:

  • Drang voelen om je vingers in een stopcontact te steken.
  • De angst om je kinderen van het balkon af te gooien.
  • Bij het zien van een messenblok denken aan zelfmoord plegen.
  • Angst om iemand onder de trein te duwen.
  • Niet durven te gaan slapen, omdat dan de duivel bezit van je zou kunnen nemen.


Seksuele dwanggedachten

Bij seksuele dwanggedachten denk je aan homoseksualiteit of kinderen. Dwanggedachten over agressief seksueel gedrag naar anderen toe is ook mogelijk.

Een voorbeeld:

Een puberjongen zit in de brugklas van de middelbare school. Hij heeft een onbedwingbare drang om steeds naar de borsten te kijken als hij met meisjes praat. Hij moet en zal kijken. Omdat hij zich ervoor schaamt, gaat hij meisjes ontwijken. Thuis krijgt hij hetzelfde gevoel bij zijn moeder.

Andere voorbeelden van seksuele dwanggedachten, zijn:

  • Steeds denken aan het willen hebben van seks met dieren.
  • Constant naakte kinderen voor je zien.
  • Een non die steeds onreine seksuele gedachten heeft en denkt hierdoor verdoemd te zijn.


Godslasterlijke dwanggedachten

Hierbij heeft iemand last van dwanggedachten om God te beledigen. Ook kan iemand met religieuze dwanggedachten overmatig bezig zijn met het goed en het kwaad. 

Een voorbeeld:

Een streng opgevoede man hoort alleen maar scheldwoorden in zijn hoofd als hij in de kerk zit. Om deze gedachten recht te zetten, gaat hij vervolgens tien keer bidden om vergeving.

Overige dwanggedachten

Er zijn ook nog andere dwanggedachten die regelmatig voorkomen:

Besmetting

Hierbij heeft iemand angst om besmet te raken met lichaamsvloeistoffen (bijvoorbeeld urine, zweet), bacteriën, omgeving/milieu (bijvoorbeeld asbest, straling) of vuil.

Verlies van controle

Dit gaat om de angst om iets impulsiefs te doen, waardoor je jezelf of een ander pijn doet. Je kunt ook bang zijn voor gewelddadige beelden in je hoofd, voor het stelen van dingen of voor het uitroepen van beledigingen of seksistische opmerkingen.

Perfectionisme

In de basis heb je de angst om dingen te verliezen. Je kunt dwanggedachten hebben om iets te moeten onthouden, iets weg te gooien of juist te bewaren.

Dwanggedachten en exactheid

Bij dwanggedachten gebaseerd op perfectionisme, kan iemand constant bezig zijn met gelijkheid of exactheid.

Verder kunnen mensen dwanggedachten hebben over ziek worden (een fysieke aandoening) of achterdochtig zijn met (on)geluksgetallen of bepaalde kleuren.

Gelukkig worden de dwanggedachten zelden echt uitgevoerd.

Dwanggedachten en dwanghandelingen

Sommige mensen hebben alleen last van dwanggedachten. Andere mensen hebben naast dwanggedachten ook last van dwanghandelingen. Deze twee hangen vaak zo sterk met elkaar samen, dat we hier ook aandacht aan willen besteden.

Een dwanghandeling lijkt eigenlijk op een dwanggedachte. Het verschil is dat een dwanghandeling echt wordt uitgevoerd. Als je hier last van hebt, moet je deze handeling uitvoeren, ook al wil je dat niet. Door het doen van de dwanghandeling probeer je de angst die voortkomt uit de dwanggedachte te verminderen.

Net zoals bij een dwanggedachte, is een dwanghandeling een actie die steeds herhaald wordt. Denk aan het steeds rechtzetten van bepaalde dingen, het wassen van de handen of steeds bidden en het zachtjes opnoemen van getallen.

Dwanggedachten en dwanghandelingen horen bij elkaar. De volgende voorbeelden maken dit duidelijk:

  • Je mag van jezelf alleen op de witte paden van het zebrapad lopen.
  • Als je over een witte streep fietst, denk je dat er niets ernstigs gebeurt.

Na een dwanggedachte komt er een dwanghandeling. De gedachte ‘ik moet over de witte streep fietsen, anders…’ wordt gevolgd door de actie. De dwanghandeling zelf is het fietsen over de witte streep.

Iemand met dwanggedachten én dwanghandelingen is hier constant mee bezig. De gedachten zijn dwingend en onzinnig. De persoon die hieraan lijdt, weet dat ook. Dat roept weerstand op, maar daardoor wordt de gedachte alleen maar sterker.

Wanneer je normaal gesproken niet over de witte streep zou fietsen, is er niets aan de hand. Heb je last van dwang, dan wordt je juist angstig als je niet over de witte streep fietst. Je gaat dan alsnog terug om over de witte streep te fietsen.

Dwangstoornis (obsessieve compulsieve stoornis)

We gaan nog een stapje verder. De persoon met dwanggedachten krijgt er nog een gedachte bij: ‘Heb ik het wel goed gedaan, ben ik echt goed over de witte streep gefietst?’ 

Ook nu probeert hij deze twijfel weg te drukken. Maar bijna altijd zal hij nog even teruggaan en nog een keer over die streep fietsen. En dan nog een keer. En weer.

Deze terugkerende twijfel laat het verband zien tussen een dwanggedachte en dwanghandeling:

Dwanggedachten in een vicieuze cirkel

De vicieuze cirkel van dwanggedachten en dwanghandelingen (S. Comans, 2016)

Mensen die hieraan lijden, hebben een obsessieve compulsieve stoornis. Een andere naam hiervoor is de dwangstoornis. De dwanggedachte is de ‘obsessie’ en de dwanghandeling is de ‘compulsie’. Mensen die deze stoornis hebben, weten het niet altijd van zichzelf.

 Dwanggedachten worden alleen maar meer en erger als je ermee blijft lopen. Stop het niet weg en zoek hulp bij een psycholoog. Die kan je helpen met nieuwe manieren om met je dwanggedachten om te gaan. 

Feiten over een dwangstoornis:

  1. Een dwangstoornis ontstaat meestal op kinderleeftijd, of in ieder geval voor het vijfentwintigste jaar.
  2. Het komt ongeveer even vaak voor bij mannen als bij vrouwen.
  3. In veel gevallen is een behandeling met medicijnen en gedragstherapie succesvol.

Kenmerken van een dwangstoornis

De obsessieve compulsieve stoornis (ook wel dwangstoornis) staat in de DSM-5. Dit is het handboek dat in de psychologie wordt gebruikt voor mentale stoornissen.

Hieronder hebben we op een rijtje gezet wat er onder een dwangstoornis valt:

  • Er zijn dwanggedachten en/of dwanghandelingen.
  • Deze gedachten en handelingen nemen veel tijd in beslag (meer dan een uur per dag).
  • De gedachten dringen zich op (zijn dwingend) en wil je niet hebben. Maar je kunt er ook niet omheen.
  • Je probeert de gedachten te onderdrukken, compenseren of negeren.
  • De gedachten en handelingen geven je angst en veroorzaken lijdensdruk.
  • Je probeert deze angst te verminderen door toe te geven aan je dwanggedachten. Hierdoor neemt de spanning even af, maar wordt later juist weer erger.
  • Je herhaalt de handelingen mentaal en/of fysiek (zoals met bidden of handen wassen). Dit gebeurt vaak volgens een bepaald stramien.
  • Door de dwangstoornis functioneer je minder goed. Dit geeft problemen op allerlei gebieden.
  • De dwang wordt niet verklaard door het gebruiken van drugs, medicatie of andere psychische oorzaken.

Oorzaken van een dwangstoornis

Een dwangstoornis ontwikkelt zich meestal geleidelijk. Je kunt eigenlijk beter spreken van risico’s dan van oorzaken, omdat je te maken hebt met een combinatie van:

  • Erfelijkheid
    Je eeneiige broer of zus heeft het bijvoorbeeld ook.
  • Aanleg
    Bijvoorbeeld bepaalde veranderingen in de hersenen of persoonlijkheidseigenschappen. Sommige mensen zijn van nature angstiger. Daarnaast hebben neurologische veranderingen invloed, zoals een tekort aan serotonine.
  • Trauma
    Heftige gebeurtenissen (op jongere leeftijd) kunnen later tot uiting komen in een dwangstoornis. Denk aan huishoudelijk geweld of intimidatie, verhuizingen en lichamelijke aandoeningen.

Gevolgen van een dwangstoornis

Dwanggedachten geven op z’n zachtst gezegd een rotgevoel. Vaak durf je uit schaamte tegen niemand te vertellen dat je deze gedachten hebt. Je bent bang dat anderen je gek of gevaarlijk vinden.  

Dwanggedachten kunnen ervoor zorgen dat je erg eenzaam wordt en in een depressie terechtkomt. Je isoleert jezelf misschien van vrienden of familie, uit angst dat ze je gedachten zullen ontdekken. Of je meldt je ziek, omdat je jouw werk niet meer naar behoren uit kan voeren.

De twee meest voorkomende dwangstoornissen

Je hebt al kunnen lezen dat er verschillende soorten dwanggedachten zijn. Dit is ook bij een dwangstoornis het geval. Vaak kunnen dwanggedachten niet los gezien worden van dwanghandelingen. We gaan daarom wat dieper in op twee dwangstoornissen die het meest voorkomen.

Smetvrees

Smetvrees komt het vaakst voor. Je hebt dan de angst om besmet te raken. Daarom heb je last van ‘wasdwang’: het voortdurend wassen van je handen, lichaam of zelfs het poetsen van je hele huis.

Vaak weet je zelf niet precies waardoor je besmet kan raken. Toch zijn er wel een aantal voorbeelden die angst geven:

  • Het aanraken van iets of iemand
  • Iemand de hand schudden
  • Op een bepaalde stoel gezeten hebben

De angst om besmet te zijn, neemt bezit van je. Deze angst neemt pas af zodra je jezelf gewassen hebt. Dit wassen is meestal (onderdeel van) een uitgebreid ritueel, zoals urenlang onder de douche staan of agressieve schoonmaakmiddelen gebruiken. Het wassen van je handen gebeurt misschien in een bepaalde volgorde, of wordt een aantal keer herhaald. Als je tijdens dit ritueel de tel bent kwijtgeraakt, doe je alles opnieuw.

Het schoonmaakritueel kan soms best ernstig zijn. Je krijgt bijvoorbeeld pijnlijke wonden door het schrobben of de middelen die je gebruikt.

Twijfelzucht

Twijfelzucht is na smetvrees de meest voorkomende dwanggedachte. Hierbij speelt controledwang een grote rol.

Je twijfelt of je bepaalde acties wel goed hebt uitgevoerd. Bijvoorbeeld of je het raam op slot hebt gedaan of een bepaald woord goed hebt gelezen. Deze twijfel gaat meestal over dingen die weinig betekenis hebben. Het gevolg is dat je alles gaat controleren. 

Ergens weet je wel dat het raam op slot is. Maar de twijfel is pas weg als je het hebt gecheckt. Direct daarna is de twijfel weer terug, waardoor je het weer opnieuw moet checken. En opnieuw. 

Deze twijfel en bijbehorende controledwang kan gekke vormen aannemen. Je denkt bijvoorbeeld tijdens een autorit dat je ergens een ongeluk hebt veroorzaakt. Je zal dan weer terug moeten gaan naar die plek, om te kijken of er iets van een ongeluk is gebeurd. Kortom, mensen met dwanggedachten lijden hier enorm onder.

Acht tips bij dwanggedachten van een ervaringsdeskundige

Deze tips zijn van een vrouw die zelf dertien jaar lang aan dwanggedachten heeft geleden. Na opname in een kliniek en therapie is ze beter geworden. Deze tips komen grotendeels overeen met de tips die een psycholoog je zal geven.

1. Praat erover

Veel mensen hebben last van dwanggedachten: het is dus niet zo raar als je denkt. En bijna niemand zegt het tegen een ander. Word lid van een site (of forum) en praat erover. Zo vind je herkenning.

2. Stop met het vermijden van situaties die je angst triggeren

Dit verergert het juist.

3. Let op wat je wel en niet kan

Geef het direct aan als werken of leren niet meer lukt. Je kunt je studie bijvoorbeeld tijdelijk stopzetten.

4. Experimenteer met mindfulness

Mindfulness is een oplossing om op een goede manier om te kunnen gaan met gedachten en gevoelens. Het is de manier om je gedachten en gevoelens niet te vermijden. En om emoties te voelen en te verwerken.

5. Verdiep je in een dwangstoornis

Het boek ‘Duiveltje van de geest’ (van Lee Baer) moet je lezen. Het is heel herkenbaar.

6. Beweeg veel

Het helpt je om energieker en minder somber te worden. En minder gedachten te hebben.

7. Zoek hulp bij een gespecialiseerde psycholoog

Dwanggedachten worden alleen maar meer en erger als je ermee blijft lopen. Stop het niet weg en zoek hulp bij een psycholoog. Die kan je helpen met nieuwe manieren om met je dwanggedachten om te gaan.

8. Vertrouw op jezelf en houd vol!

Jij weet als geen ander wat er in jezelf speelt en waarom. Gebruik dit tijdens je therapie. Wees er ook alert op dat je jouw gedachten niet wegduwt, het probleem analyseert, je gevoelens niet ‘voelt’ of voortdurend afleiding zoekt. Bespreek dit met je psycholoog.

Soms kan het zo uitzichtloos, naar en somber zijn. Maar als je leert om goed om te gaan met je dwanggedachten, dan doen ze na verloop van tijd niets meer.

Behandeling van een dwangstoornis

Een dwangstoornis wordt meestal behandeld met cognitieve gedragstherapie. Heb je last van een depressie, dan wordt dit eerst behandeld. Bijvoorbeeld met medicatie.

Wil je meer weten over onze behandelingen, of direct contact met een psycholoog? Vul dan hieronder het formulier in. Wij nemen zo snel mogelijk contact met je op.

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Diana Groos

Diana is contentmanager bij De Psycholoog. In samenwerking met het team van psychologen schrijft zij stukken over psychologische onderwerpen. Dit artikel is geredigeerd door een van onze psychologen.

Leave a Reply