Cognitieve gedragstherapie is de meest gebruikte vorm van therapie binnen de psychologie. Zoals de naam al zegt, staan bij deze therapie je overtuigingen, gedachten en gedrag centraal.
Bij De Psycholoog is cognitieve gedragstherapie de basis voor alle behandelingen. Toch weten maar weinig mensen wat het echt voor (en met) je doet. In dit artikel lees je daar meer over.
Inhoudsopgave
Wat is cognitieve gedragstherapie?
Cognitieve Therapie
Gedragstherapie
Cognitieve Gedragstherapie
Cognitieve Gedragstherapie in de Praktijk
A: Situatie
B: Interpretatie
C: Gevoel en Gedrag
Voorbeeld van een ABC-Schema
Veelvoorkomende schadelijke overtuigingen
Iedereen moet mij aardig vinden
Als ik een fout maak, is dat verschrikkelijk
Doemdenken
Waarom werkt Cognitieve Gedragstherapie?
Wetenschappelijk onderzoek naar cognitieve gedragstherapie
Wat is cognitieve gedragstherapie?
Als we het over de cognitieve gedragstherapie hebben, bedoelen we eigenlijk twee soorten therapie: de cognitieve therapie en de gedragstherapie. Beide soorten therapie hebben invloed op elkaar. We zullen ze hier eerst apart bespreken en daarna samen.
Cognitieve Therapie
Deze quote van de Griekse filosoof Epictetus beschrijft in grote lijnen wat cognitieve therapie is:
Zijn stelling is dat onze gedachten over dingen ervoor zorgen dat we bepaalde gevoelens over die dingen hebben. Niet die dingen zelf.
Een simpel voorbeeld:
Als ik mijn nichtje van vier een konijntje laat zien, wordt ze daar helemaal vrolijk van. Ze wilt hem knuffelen en vindt het bijna direct het liefste dier dat ze ooit gezien heeft.
Als ik datzelfde konijn aan mijn slager laat zien, heeft hij er hele andere gedachten en gevoelens bij. Hij wil het dier het liefst op de barbecue leggen.
Exact hetzelfde konijn (of in de woorden van Epictetus, hetzelfde ‘ding’) roept dus bij mijn nichtje hele andere gedachten en gevoelens op dan bij mijn slager.
Het uitgangspunt van cognitieve therapie is dat je zelf invloed kunt hebben op je overtuigingen. Met andere woorden: een keuze om te denken wat jij wilt. Je hoeft niet altijd mee te gaan in je gedachten en je bent niet veroordeeld tot steeds weer dezelfde negatieve gevoelens.
Hoe je denkt, bepaalt hoe je je voelt. Gelukkig heb je invloed op je manier van denken.Gedragstherapie
Gedragstherapie is een redelijk nieuwe manier om naar menselijk gedrag te kijken. Deze methode is ontstaan uit het onderzoek van psycholoog Pavlov.
Pavlov deed onderzoek naar het gedrag van honden. Specifiek experimenteerde hij met het aan- en afleren van gedrag. Hij ontdekte dat honden gingen kwijlen als ze eten kregen. Daardoor wist hij dat honden makkelijk verbanden kunnen leggen tussen twee dingen die tegelijk gebeurden.
Als experiment liet Pavlov eerst een bel klinken voordat hij een hond eten gaf. En wat bleek? De hond ging kwijlen op het moment dat de bel klonk. Hij associeerde de bel dus met het krijgen van eten.
Wanneer de bel vaak klonk zonder dat er daarna eten kwam, leerde de hond het kwijlen ook weer af.
Deze simpele principes zetten we binnen de psychologie ook in. Als je bijvoorbeeld bang bent voor spinnen, is het juist goed om met spinnen in aanraking te komen. Je kunt dan in de praktijk leren dat er niets gebeurt als je spinnen ziet. Daardoor zal je spanning ook dalen.
Cognitieve Gedragstherapie
Wanneer we deze twee therapievormen samenvoegen, vormen ze de cognitieve gedragstherapie. Deze werken zo goed samen, omdat ze elkaar beïnvloeden. Dat is makkelijk uit te leggen:
Gedachten beïnvloeden je gedrag
- Als je denkt dat niemand op jou zit te wachten, laat je automatisch minder van je horen in een groep.
- Ben je ervan overtuigd dat het leven niet de moeite waard is? Dan ga je ook niet op zoek naar leuke activiteiten.
- Ervaar je het als een afwijzing als je collega geen gedag zegt? Dan zeg je waarschijnlijk niet snel iets uit jezelf tegen die collega.
Gedrag heeft invloed op je cognities
- Spreek je honderd mensen aan en gebeurt er niets? Dan raak je uiteindelijk minder gespannen om anderen aan te spreken.
- Leer je op een feestje iemand kennen met wie het goed klikt? Dan denk je minder snel dat niemand jou aardig vindt.
- Blijf je altijd maar thuis? Dan kom je niemand tegen. Daardoor raak je er nog meer van overtuigd dat niemand met jou wil omgaan.
Tijdens cognitieve gedragstherapie willen we mensen in een positieve spiraal brengen. Door hun overtuigingen te veranderen, willen we bereiken dat hun gedrag ook verandert. Dat gedrag levert vervolgens weer ervaringen op die hun overtuigingen versterkt.
Als je jouw overtuigingen en gedrag samen aanpakt, heb je de grootste kans op verandering.
Een voorbeeld:
Je bent erg verlegen. Diep vanbinnen weet je zeker dat niemand met je wil praten. Daarom blijf je liever thuis.
In therapie gaan we kijken of we die overtuiging kunnen veranderen. Waarom denk je dat niemand met jou wil praten? Is het geloofwaardig dat niemand op de wereld jou aardig vindt? Dat is het cognitieve deel van de therapie.
Daarna gaan we kijken of we gedragsexperimenten in kunnen zetten. Zou je bijvoorbeeld eens naar een feestje kunnen gaan om te kijken of je daar mensen kunt ontmoeten? Of misschien is het een idee om je in te schrijven op een site of forum om mensen te leren kennen. Desnoods word je lid voor de vereniging van verlegen mensen.
Op die manier hopen wij dat de nieuwe overtuigingen en het nieuwe gedrag elkaar versterken. Omdat je leert inzien dat je echt niet zo raar bent, ga je waarschijnlijk gemakkelijker naar een feestje toe. En als je daar merkt dat mensen je best aardig vinden, ga je steeds makkelijker gesprekken aan.
Dit is natuurlijk een oppervlakkige beschrijving van wat er binnen de therapie gebeurt. Daarom lees je hieronder meer voorbeelden van cognitieve gedragstherapie in de praktijk.
Cognitieve Gedragstherapie in de Praktijk
Er zijn verschillende manieren om het idee achter cognitieve gedragstherapie te laten zien. In dit artikel kies ik voor het ABC-schema. Hieronder zie je het schema, waarin ik heb uitgeschreven hoe mijn nichtje en de slager over een konijn denken.
A: Situatie
Bij A hebben we de Situatie. Met de Situatie bedoelen we alles dat er echt is. De objectieve werkelijkheid die je kunt aanraken, ruiken, horen en zien. Als je er een film van zou maken, zou je precies kunnen aanwijzen wat je bedoelt.
Een voorbeeld:
Een konijn kan wit zijn, lang of juist kort haar hebben, twee tot vijf kilo wegen en tot een bepaald ras behoren. Dit zijn allemaal feiten.
Als we zeggen dat een konijn ‘schattig’ of ‘lekker’ is, dan is dat niet een beschrijving van de situatie. Deze twee beschrijvingen zijn namelijk niet feitelijk waar. Sommige mensen vinden konijnen namelijk enorm vervelend en juist heel vies. Dit zijn dus geen objectieve feiten, maar subjectieve meningen.
In cognitieve gedragstherapie is het de uitdaging om de situatie en de interpretatie (de feiten en de meningen) van elkaar te scheiden.
B: Interpretatie
De B staat voor de gedachten die we bij een bepaalde Situatie hebben. Dit zijn de subjectieve meningen. Deze gedachten kunnen heel eenvoudig zijn.
Een voorbeeld:
‘Als ik een glas uit mijn handen laat vallen, zal hij waarschijnlijk breken’.
Gedachten kunnen ook heel ingewikkeld zijn. ‘Zorgen voor mijn familie is belangrijker dan zorgen voor mijzelf’ is bijvoorbeeld een lastige. De overtuiging over het glas kunnen we wel gemakkelijk testen. Ondanks dat zijn het allebei meningen.
C: Gevoel en Gedrag
Tot slot gaat het bij C over het gevoel en het gedrag dat veroorzaakt wordt door je overtuigingen. Natuurlijk hebben gevoel en gedrag vaak met elkaar te maken. We bespreken ze samen om alles wat overzichtelijker te houden.
Gevoel
We zien dat veel mensen er moeite mee hebben om hun emoties te benoemen. Ze halen vaak de subjectieve mening of gedachte (interpretatie) en het gevoel door elkaar. Een voorbeeld is: ‘Ik voel me afgewezen’.
In de cognitieve gedragstherapie zeggen we dat dit de subjectieve mening is: ‘Ik voel me afgewezen’. Het gevoel dat daarbij komt kijken, kan bijvoorbeeld verdriet zijn. Of teleurstelling.
We geven vijf gevoelens mee die je kunt invullen bij Gevoel:
- Bang
- Boos
- Blij
- Bedroefd
- Beschaamd
Volgens verschillende theorieën over emoties kun je hieronder alle emoties rangschikken.
Gedrag
Met gedrag bedoelen we de dingen die je doet omdat je een bepaalde interpretatie hebt. Als je bijvoorbeeld denkt dat een collega je negeert, kun je haar óók gaan negeren. Of wanneer je denkt dat je baas een hekel aan je heeft, kun je ervoor kiezen om hem uit de weg te gaan.
Ons gedrag versterkt soms de vervelende situatie waar we in zitten. Daarom is het belangrijk om je gevoel en je gedrag onder de loep te nemen.
Voorbeeld van een ABC-Schema
Hieronder hebben we een voorbeeld ingevuld in het ABC-schema:
Het is duidelijk dat het gevoel en het gedrag samen zijn veroorzaakt door de interpretatie. Omdat de interpretatie een gedachte is, hoeft dat niet per se te kloppen. Zo kan het zijn dat:
- Je collega je niet negeert, maar bijvoorbeeld een slecht humeur heeft of in gedachten verzonken is.
- Jouw collega je toch wel negeert. Misschien schaamt hij zich tegenover jou en heeft hij iets verkeerds gedaan, in plaats van jij.
Bij twijfel is het niet de beste keuze om je baas uit de weg te gaan. Waarom vraag je het niet even na? Als er echt iets aan de hand is, kunnen jullie misschien nog tot een oplossing komen.
Voor veel mensen is het best lastig om hun foutieve gedachten op te sporen en aan te passen. Daarom ga ik hier nog uitgebreider op in.
Veelvoorkomende schadelijke overtuigingen
Over het algemeen heb jij andere overtuigingen dan je buurman. Zo werkt dat ook bij mentale klachten: daar bestaan verschillen in.
Een voorbeeld:
Iemand met een angststoornis kan andere overtuigingen hebben dan iemand die depressief is. Heb je last van paniekaanvallen, dan kun je denken: ‘Als ik me zo voel, kan ik elk moment flauwvallen’. Dit is een gedachte die depressieve mensen niet snel hebben.
Toch zijn er ook een aantal overtuigingen die bijna al onze cliënten gemeen hebben:
1. Iedereen moet mij aardig vinden
Aaron Beck, een van de bedenkers van de cognitieve therapie, noemde deze overtuiging de meest voorkomende en meest schadelijke overtuiging die hij bij mensen ziet. Je bent eigenlijk verslaafd aan de liefde (ook wel goedkeuring) van anderen.
Op zich is deze overtuiging natuurlijk niet zo heel gek. Ik vind het ook fijner wanneer mensen me aardig vinden.
Toch is het niet haalbaar om iedereen tevreden te stellen. Daardoor kan het gebeuren dat sommige mensen je niet aardig vinden: om iets wat je doet, hoe je bent, hoe je eruitziet of wat je zegt. Kun je daar iets aan doen? Niet altijd.
Een collega kan je onaardig vinden omdat je een andere mening hebt over iets, maar je kunt moeilijk je complete mening veranderen. De kans dat je dan over je heen laat lopen, is groot. Mensen kunnen je onaardig vinden als je niet doet wat zij willen. Maar dat betekent niet dat je altijd maar moet doen wat anderen willen.
Je zult dus een balans moeten vinden tussen aardig gevonden willen worden en je eigen keuzes durven maken. Veel mensen vinden je juist aardiger als je doet wat je zelf leuk en belangrijk vindt. Ze weten dan wat ze aan je hebben. Bovendien wordt je er ook een leuker mens van.
Dit zijn vier experimenten die je kunt proberen:
- Blijf bij je mening. Kijk eens wat er gebeurt als je niet meegaat in de meningen van anderen. Hoe reageren ze dan?
- Zeg eens ‘nee’ tegen een verzoek. Voor anderen zal het misschien een verrassing zijn, maar meestal voelt het heel lekker om even ‘nee’ te zeggen.
- Geef je mening over iemand zonder deze al teveel te verzachten. Soms is het goed om meteen eerlijk en rechtdoorzee te zijn, vooral als iets of iemand je dwarszit. Dan lucht jij je hart en kan de ander hier iets aan veranderen (of niet).
- Vraag een ander eens om iets voor jou te doen. Je zult merken dat de meeste mensen je graag willen helpen. Vooral als het iets is waar zij verstand van hebben.
Als je een van deze experimenten probeert, kan iemand je minder aardig of zelfs vervelend vinden. Voor jou voelt dit ook vervelend natuurlijk, maar de vraag is: is het ook écht vervelend? Uiteindelijk is het belangrijker dat jij je niet onder laat sneeuwen door anderen, maar gewoon bij jezelf blijft.
2. Als ik een fout maak, is dat verschrikkelijk
Deze overtuiging zien we heel vaak terug. We noemen dit ook wel faalangst. Veel mensen hebben het idee dat het normaal is om alles direct goed te doen. Ze gaan er vanuit dat ze alles ‘horen’ te kunnen. Maar daar gaat het vaak mis.
Het wordt al snel duidelijk dat Dennis enorm bang is om iets verkeerd te doen. Hij durft niets te vragen aan anderen en verwacht van zichzelf dat hij geen fouten maakt. Bovendien wil hij geen twijfel laten zien aan zijn medewerkers: dat ziet hij als ‘zwak’. Daarom werkt hij elk weekend over en bereid hij alles tot in de puntjes voor. Dat zorgt natuurlijk voor een hoop stress.
Gedurende het traject ziet hij in dat fouten maken in een nieuwe functie niet vreemd is. Hij beseft zich zelfs dat zijn nieuwe medewerkers het zullen waarderen van hem als hij naar hun expertise vraagt. Als hij in de praktijk meer vragen gaat stellen en minder gaat voorbereiden, ziet hij dat niemand dit erg vindt.
Fouten maken is best een complex onderwerp. Natuurlijk vindt je baas het niet fijn als je altijd fouten maakt. Daarvoor heeft hij je waarschijnlijk niet aangenomen. Ondanks dat kan elke baas wel begrijpen dat het niet altijd perfect gaat. Zelf is hij ook niet perfect!
De volgende uitspraken zijn belangrijk om in je achterhoofd te houden:
- Fouten maken is een natuurlijk onderdeel van je leerproces. Als je iets nieuws moet leren, gaat dat niet vanzelf goed. Daardoor moet je soms iets proberen, om uit te vinden of het werkt.
- Een fout maken is niet zo erg, maar het blijft wel vervelend. Zorg er dus voor dat je leert van je fouten.
- De meeste organisaties streven naar tevreden klanten. Veel klanten zijn ook zeer tevreden met goede (in plaats van perfecte) dienstverlening. Soms kan perfectie te duur zijn, te veel van medewerkers vragen of te lang duren. Een dikke voldoende is dan veel beter.
Kortom: perfectie is niet het antwoord. Hoe langer je daar naar blijft streven, hoe meer zorgen het je oplevert.
Wil je het altijd perfect doen? Probeer dan eens het volgende:
- Vraag wat sneller en vaker om hulp. Mensen zijn vaak bereid om te helpen en vinden het helemaal niet gek dat je niet alles kunt.
- Maak eens met opzet een (klein) foutje. Registreer hoe mensen hier op reageren en wat de praktische consequenties zijn. Je zult zien dat dit enorm meevalt.
- Vraag om feedback. Mensen die bang zijn om fouten te maken, vinden het moeilijk om kritiek te krijgen. Als je daar toch naar vraagt, ga je merken dat je het nooit perfect kunt doen. Soms krijg je zelfs tegengestelde kritiek. De ene collega zegt misschien: ‘Ik vind dat je te controlerend bent.’ Een andere collega zegt juist: ‘Je mag wat meer controle houden’.
3. Doemdenken
Bij cliënten zien we regelmatig dat ze doemdenken. De wetenschappelijke term hiervoor is ook wel ‘aangeleerde hulpeloosheid’. In het onderstaande (Engelstalige) filmpje, wordt mooi uitgelegd wat dit precies is:
Mensen die doemdenken, gaan er bij voorbaat al vanuit dat alles fout gaat in hun leven. Vaak heb je dan al een keer voorspeld dat er iets fout zou gaan, wat vervolgens ook écht fout gaat. Op basis van die ervaring heb je besloten dat dit in de toekomst vaker gaat gebeuren.
Maar raad eens? In het verleden behaalde resultaten geven geen garantie voor de toekomst. Als je gisteren iets vervelends hebt meegemaakt, wil dat niet zeggen dat je vandaag weer iets vervelends meemaakt. Of volgende week. Er kan net zo goed iets gebeuren dat heel positief is.
Hiervoor hebben we de volgende gedragsexperimenten:
- Wie niet waagt, wie niet wint. Dit is een goed uitgangspunt voor doemdenkers. Als je niets doet, kun je er van op aan dat je geen positief resultaat behaalt. Daarom kun je maar beter een poging doen: misschien heb je dit keer wel geluk.
- Probeer eens bij te houden hoe vaak je pech hebt. Veel mensen geven al heel snel op. De overtuiging dat het bij jou altijd verkeerd gaat, wordt dan alleen maar versterkt. Als je bijhoudt hoe het nu echt gaat, blijkt vaak dat het wel meevalt.
- Het is verstandig om te leren relativeren. Wat is fout nu eigenlijk? Is dat al wanneer alles verkeerd gaat, of kun je uit sommige negatieve situaties toch nog een succesje halen? Probeer in het vervolg eens te kijken wat de echte negatieve gevolgen zijn van je acties.
Waarom werkt Cognitieve Gedragstherapie?
Cognitieve gedragstherapie werkt om een aantal redenen. Hieronder bespreken we er een aantal:
Gevoel opmerken
We gebruiken het ABC-schema om een overzicht te maken van de overtuigingen die je nu hebt. Als je het ABC-schema gaat invullen, begin je vaak bij het gevoel. Op het moment dat je een bepaald gevoel hebt, ga je jezelf afvragen: ‘welke overtuiging zorgt voor dit gevoel?’
Door dit zelfonderzoek merk je misschien dat er gevoelens naar boven komen drijven. De meesten zijn zo met hun baan, gezin, vriendenkring en het nieuws bezig, dat ze hun gevoel helemaal over het hoofd zien. Het werken met je gevoel zorgt ervoor dat je ook weer in contact komt met je gevoel.
Inzicht
Het is voor cliënten vaak niet helemaal duidelijk waar hun gevoelens vandaan komen. ‘Waarom vind ik het zo moeilijk om tijdens een vergadering iets te zeggen?’ is een vraag die ik wel eens gehoord heb. Met behulp van het ABC-schema kun je inzicht krijgen in zulke gevoelens.
Je kunt ook inzicht krijgen in bepaalde patronen. De overtuiging ‘iedereen moet mij aardig vinden’ kan voor vervelende gevoelens zorgen in verschillende situaties. Bijvoorbeeld in de omgang met je schoonouders, collega’s, bij spreken in het openbaar en tijdens netwerkborrels. Wanneer je deze overtuiging scherp in de gaten hebt, kun je jezelf erop voorbereiden.
Veranderen van gedachten
Soms komen gedachten niet helemaal overeen met de werkelijkheid. Een simpel voorbeeld is de opmerking: ‘Als grote mensen spreken, moet jij stil blijven’. Een cliënt had dit meegekregen van haar ouders toen zij nog jong was. Inmiddels is ze volwassen (en dus een ‘groot mens’), maar de overtuiging zat nog steeds in haar hoofd. Daarom voelde ze zich altijd gespannen op netwerkborrels en tijdens vergaderingen. Ze hield zich dan stil.
De basis van cognitieve gedragstherapie is dat je nieuwe gedachten kunt aanleren. Gedachten die beter passen bij je huidige situatie en daarom ook niet meer steeds vervelende gevoelens oproepen.
Afstand nemen van gevoel
Tijdens cognitieve gedragstherapie leer je jezelf aan om niet direct te handelen op basis van een gevoel. Een gevoel wordt eigenlijk een signaal. Dit signaal geeft aan dat een bepaalde overtuiging verantwoordelijk is voor dat gevoel. Hierdoor neem je er afstand van.
Gedragsexperimenten doen
Soms weet je zeker dat jouw gedachte de waarheid is. Bijvoorbeeld: ‘Als ik een opdracht van mijn baas niet aanneem, zal hij me vast ontslaan’.
Het wordt heel moeilijk om die gedachte te veranderen. Door gedragsexperimenten uit te proberen, kun je ontdekken wat je baas zal doen. Je neemt bijvoorbeeld een bepaalde opdracht niet aan en kijkt wat er gebeurt.
Situatie veranderen
Dit is geen typisch onderdeel van cognitieve gedragstherapie, maar het hoort wat mij betreft daar wel onder. Als je continu ruzie hebt met je partner, kun je daar iets aan proberen te doen. Namelijk door anders te denken en je anders te gaan gedragen. Soms is het beter om de relatie te verbreken. Bij een relatie is dat een hele stap, maar soms merken we dat ook kleine stapjes kunnen helpen.
Wetenschappelijk onderzoek naar cognitieve gedragstherapie
Cognitieve gedragstherapie is de best onderzochte psychologische behandelmethode ter wereld. Vandaar dat veruit de meeste psychologen en psychiaters deze therapie ook toepassen.
De effectiviteit van cognitieve gedragstherapie wordt onderzocht met twee groepen. De ene groep mensen wordt behandeld met cognitieve gedragstherapie. De andere groep wordt niet behandeld of krijgt een andere behandeling. Achteraf wordt er gekeken bij welke groep de meeste verbetering te zien is. Uit dit soort onderzoeken blijkt dat cognitieve gedragstherapie effectief is voor een hele reeks aan klachten, zoals depressie en angststoornissen.
Op basis van dit soort onderzoeken worden er meta-analyses geschreven. In deze analyses worden meerdere onderzoeken samengevoegd, zodat het resultaat duidelijker naar voren komt. Ook in dit soort meta-analyses blijkt cognitieve gedragstherapie succesvol te zijn.
Inmiddels is er zoveel onderzoek gedaan, dat we hier een hele reeks aan artikelen over kunnen schrijven. Dat maakt het waarschijnlijk iets te langdradig en ingewikkeld. Ben je nog niet helemaal overtuigd? Dan verwijs ik je graag naar onderstaande artikelen:
Butler, A.C., Chapman, J.E., Forman, E.M., & Beck, A.T. (2006). The empirical status of cognitive-behavioral therapy: A review of meta-analyses. Clinical Psychology Review, 26(1), 17-31.
Chambless, D.L., & Ollendick, T. H. (2001). Empirically Supported Psychological Interventions: Controversies and Evidence. Annu. Rev. Psychol, 52, 685-716.
Tolin, D.F., Is cognitive-behavioral therapy more effective than other therapies? meta-analytic review, Clinical Psychology Review (2010)