Gewoon even rust nemen? Wandelen op de hei? Mindfulness? Ontslag nemen? Excessief sporten? Allerlei adviezen die ik tegenkom bij een kleine online zoektocht naar hoe te herstellen van een burnout. Maar wat is nou de goede manier? In dit tweede deel van het drieluik over deze volksepidemie zal ik mij focussen op hoe je een burnout het beste kunt behandelen.
Met psycholoog Marisse Bomkamp besprak ik de behandeling van een burnout.
Inhoudsopgave
6 van de 7
Valse overtuigingen
Persoonlijkheidsfactoren + omgeving
Beschermende factoren
De behandeling van een burnout
Fase 1: Klachtenreductie
Fase 2: Cognitieve gedragstherapie
Uitdagen van gedachten
Wanneer spreek je van ‘automatische gedachten’?
De cognitieve therapie
Het dagboekformulier
Gedachtepatronen herkennen
Niet meer zo automatische gedachten
Fase 3: Werkgerichte interventies
Verplichting van de werkgever
Werkhervatting
Conclusie
6 van de 7
In deel I van dit drieluik ging ik op zoek naar de mogelijke maatschappelijke oorzaken van de huidige burnout epidemie. Ik interviewde Annegreet van Bergen, ervaringsdeskundige op het gebied van burnout en schrijfster van het boek ‘De Lessen van Burnout’. Ik kwam tot de conclusie dat er een aantal maatschappelijke veranderingen mogelijk bijgedragen hebben aan het feit dat zoveel mensen in de huidige samenleving opgebrand zijn.
Toch vormen deze maatschappelijke factoren geen garantie voor het ontstaan van een burnout. Het is niet zo dat het slechts een kwestie van tijd is voordat het jou overkomt. In Nederland heeft 1 op de 7 werknemers last van burnoutklachten 1, wat natuurlijk veel is, maar wat ook betekent dat 6 van de 7 werknemers niet opgebrand raken.
Valse overtuigingen
Vaak is dus niet slechts de maatschappij of directe werkomgeving de enige veroorzaker van een burnout. In veel gevallen spelen ook bepaalde persoonlijke factoren een rol.
Ook dit besprak ik met schrijfster en journaliste Annegreet van Bergen. Volgens haar zijn er vaak bepaalde valse overtuigingen die het ontstaan van een burnout in de hand werken. Die valse overtuigingen zijn vaak (deels) onbewust, waardoor je niet door hebt dat je ze hebt en dus ook niet dat ze niet per se kloppen.
In het geval van Annegreet van Bergen was dat de overtuiging ‘Als het echt moeilijk wordt, doe ik niet mijn best’. Een dergelijke valse overtuiging kan ontstaan door een bepaalde negatieve ervaring in je leven, in het geval van Van Bergen het zakken voor haar eindexamen 2.
Deze negatieve ervaring en de daarop gebaseerde valse overtuiging dat ze de kantjes er vanaf liep in moeilijke tijden, zorgde ervoor dat Van Bergen telkens als het ingewikkeld werd juist extra hard ging werken. Juist in zeer stressvolle situaties, wanneer het misschien beter was geweest om wat gas terug te nemen, deed ze er twee schepjes bovenop.
Achteraf gezien heeft dit een grote rol gespeeld bij het ontstaan van haar burnout.
Persoonlijkheidsfactoren + omgeving
Het is vaak zo dat het bij het ontstaan van een burnout niet alleen gaat om bepaalde aspecten van het werk, zoals een hoge werkdruk of weinig autonomie. Niet iedereen die hard werkt, krijgt een burnout.
Uit veel onderzoek is gebleken dat een burnout vaak ontstaat door een combinatie van persoonlijke factoren en werkgerelateerde factoren. Wanneer je bijvoorbeeld de persoonlijkheden van mensen met een burnout en mensen zonder een burnout met elkaar vergelijkt, blijkt dat de eerste groep vaak hoger scoort op het persoonlijkheidskenmerk neuroticisme.4
Personen die hoog scoren op neuroticisme zijn vaak emotioneel minder stabiel dan personen die laag scoren op neuroticisme. Die emotionele instabiliteit kenmerkt zich bijvoorbeeld door een hogere gevoeligheid voor stress en tegenslagen. Soms kan een ‘normale’ situatie voor iemand die emotioneel minder stabiel is al erg veel spanning en stress oproepen. Ook in werkgerelateerde situaties kan daardoor de spanning bij mensen die hoog scoren op neuroticisme sneller oplopen dan bij collega’s die minder hoog scoren op neuroticisme.
Beschermende factoren
Ook uit ander onderzoek is gebleken dat bepaalde persoonlijkheidskenmerken invloed kunnen hebben op het ontstaan van een burnout. Dit kan twee kanten op werken. Bepaalde persoonlijke eigenschappen, zoals het niet goed om kunnen gaan met stressvolle situaties, kunnen je gevoeliger maken voor een burnout. Anderzijds kunnen bepaalde persoonlijke eigenschappen je ook juist beschermen tegen het ontstaan van een burnout, zoals een hoog zelfvertrouwen.5
Dit verklaart waarom niet iedereen die in dezelfde organisatie werkt een burnout krijgt.
De behandeling van een burnout
Het feit dat bij het onstaan van een burnout zowel organisationele als persoonlijke factoren een rol spelen heeft belangrijke implicaties voor de behandeling van een burnout. Om een burnout goed te kunnen behandelen is het belangrijk om te focussen op zowel de werkgerelateerde als de persoonlijke factoren.6
Dat is echter vaak niet de eerste stap bij de behandeling van een burnout. Met psycholoog Marisse Bompkamp besprak ik hoe een burnout het best behandeld kan worden.
Fase 1: Klachtenreductie
De behandeling van een burnout begint vaak met de klachtenreductie fase. In die fase is het doel om de acute stressklachten aan te pakken. Vaak is er bij een burnout sprake van een extreme disbalans tussen spanning en ontspanning. Het is dan vaak niet genoeg om alleen rust te nemen.
Om goed te leren ontspannen is het ook belangrijk om te leren in wat voor situaties de spanning juist oploopt en wat je dan precies voelt in je lichaam. Een hulpmiddel dat daar bij zou kunnen helpen is de “stressthermometer”. Het idee van de stressthermometer is dat je elk uur actief bij jezelf gaat ‘meten’ hoe hoog je stressniveau is.
Op die manier leer je je langzaam bewust worden van wat je voelt in je lichaam als je stressniveau toeneemt. Daarnaast kun je situaties leren herkennen die vaak gepaard gaan met toegenomen stress.
Dit eerste deel van de behandeling van een burnout is eigenlijk heel praktisch. Je leert bepaalde skills aan die je helpen om spanning in je lichaam beter te herkennen, zodat je eerder actief kunt proberen te ontspannen. Als je pas begint met ontspannen als je al helemaal op de top van je spanning zit, moet je van veel verder komen om weer helemaal tot ontspanning te komen. Tijdens de eerste fase van de therapie leer je om eerder aan te voelen wanneer de spanningsthermometer bij jou uitslaat, voordat hij doorslaat.
Fase 2: Cognitieve gedragstherapie
Na de eerste fase van klachtenreductie ligt de nadruk in de tweede fase vaak meer op mogelijke persoonlijke factoren en patronen die er mede aan bijgedragen kunnen hebben dat de spanning zo hoog opgelopen is.
Bij een burnout gaat het eigenlijk altijd om ‘overinvestering’ 7. Iemand heeft voor een te lange tijd, teveel tijd en energie geïnvesteerd in zijn of haar werk. De motieven voor die overinvestering kunnen voor iedereen verschillend zijn, maar de overeenkomstige factor is dat er meer energie geïnvesteerd is in het werk, dan iemand ervoor teruggekregen heeft.
Marisse Bomkamp heeft al veel mensen met burnoutklachten behandeld en hoewel ieder zijn persoonlijke verhaal heeft, ziet ze een aantal thema’s vaak terugkomen.
Uitdagen van gedachten
Deze automatische gedachten en/of reactiepatronen kunnen ervoor zorgen dat mensen bij een ‘normale’ werkdruk al zeer veel stress ervaren. Als dan ook nog eens de werkdruk oploopt, kan het stressniveau snel tot een kookpunt komen. Daarom is het ook zo belangrijk om, wanneer je tot een duurzaam herstel van een burnout wilt komen, deze automatische gedachten en reactiepatronen aan het licht te brengen en (voor zover mogelijk) te veranderen.
Als je dat niet doet is de kans groot dat je snel weer in je oude patronen vervalt wanneer je opnieuw met stress te maken krijgt. Dan ligt een burnout altijd op de loer.
Een van de doelen van de cognitieve gedragstherapie is dan ook om deze automatische gedachten uit te dagen.
Wanneer spreek je van ‘automatische gedachten’?
Automatische gedachten zijn, zoals de naam al doet vermoeden, gedachten die automatisch en vaak onbewust bij je opkomen. Vaak gaat het hierbij om een hele keten van gedachten die na elkaar opkomen. Een beetje een automatische gedachte komt nooit alleen en vaak ontwikkelt zich op den duur een bepaald patroon van automatische gedachten die vaak samen voorkomen. Een willekeurige situatie kan de ‘trigger’ vormen voor een bepaalde eerste automatische gedachte, waarna vervolgens al snel de rest van de keten in gang wordt gezet.
Als je bijvoorbeeld met tegenslagen te maken krijgt, kunnen er automatische negatieve gedachten over jezelf ontstaan. Als die gedachten vervolgens weer de trigger zijn voor andere negatieve gedachten kom je snel in een negatieve spiraal en ontketent zich een stroom van automatische gedachten die moeilijk te stoppen is.
Naast het feit dat automatische gedachten zich vaak kunnen ontwikkelen tot een keten van gedachten die elkaar gemakkelijk opvolgen, roepen ze ook vaak bepaalde gevoelens op. Bij negatieve automatische gedachten zijn dit vervelende gevoelens, die op hun beurt ook weer negatieve gedachten kunnen oproepen.
Een derde eigenschap van automatische gedachten is dat deze vaak voor een groot deel onbewust bij ons opkomen. Zeker als bepaalde ketens van gedachten vaak voorkomen, wennen we er op een bepaalde manier aan en lijken ze voor onszelf logisch en waar. Als je je niet bewust ben van de ketens van automatische gedachten en de mogelijke impliciete aannames die daarin verscholen liggen, is het ook lastig om kritisch te reflecteren op die gedachten.
De cognitieve therapie
Met behulp van cognitieve therapie kun je je meer bewust leren worden van de automatische gedachten die je zelf hebt. Vervolgens kun je de automatische gedachten aan een kritische analyse onderwerpen. Zijn ze bijvoorbeeld wel waar? Maken ze terecht deel uit van wat je over jezelf gelooft?
Als je bijvoorbeeld automatisch denkt dat je een slechte werknemer bent als je niet al het werk aanneemt wat er langskomt, leer je door middel van cognitieve therapie deze gedachte uit te dagen. Ben je inderdaad alleen een goede werknemer als je altijd alles doet wat mensen van je vragen? Zou een goede werknemer niet juist ook af en toe zijn eigen grenzen aan moeten geven?
Het dagboekformulier
Maar om de automatische gedachten te kunnen uitdagen, dienen ze wel eerst opgespoord te worden. Het kan in de praktijk echter best lastig zijn om de ketens van automatische gedachten aan de oppervlakte te brengen. Bepaalde hulpmiddelen en oefeningen uit de cognitieve therapie kunnen hierbij helpen. Een voorbeeld van een dergelijk hulpmiddel is het dagboekformulier.
Het doel van het dagboekformulier is dat je je focust op recente gebeurtenissen in je leven waar je een vervelend gevoel door kreeg. De uitdaging daarbij is om na te gaan welke gedachten er op dat moment precies bij je opkwamen. Vaak vergt het enige oefening om de gedachten terug te kunnen halen en deze ook nog eens goed onder woorden te brengen.
Gedachtepatronen herkennen
Als je dit met enige regelmaat doet, kun je op den duur bepaalde automatische gedachtepatronen bij jezelf herkennen. Vervolgens kun je deze patronen uitdagen en bij jezelf nagaan of de gedachten nuttig en geloofwaardig zijn.
Een psycholoog kan hierbij helpen door kritisch door te vragen om zo nog meer tot de kern van je automatische aannames en overtuigingen te komen. Wat gebeurt er bijvoorbeeld als je een keer ‘nee’ zegt tegen je baas? Ben je dan meteen een slechte werknemer? Vind jij collega’s die wel eens ‘nee’ zeggen slechte werknemers?
In de cognitieve gedragstherapie wordt deze gesprekstechniek ook wel de ‘socratische dialoog’ genoemd.
De socratische dialoog of methode is een gesprekstechniek uit de cognitieve gedragstherapie, die afgeleid is van de filosofische methode van de filosoof Socrates. Het doel van de methode is dat de psycholoog, door steeds kritisch door te vragen, iemand zelf tot inzichten en begrip brengt. Typische ‘socratische vragen’ beginnen vaak met wat, wanneer, waar, welke, hoe en hoeveel. Vaak worden vragen die beginnen met ‘waarom’ vermeden, omdat mensen juist vaak het antwoord op de waarom-vraag niet weten. Dat is juist vaak een van de doelen van de therapie en door middel van de socratische dialoog kan iemand er mogelijk achterkomen waarom iets zo is. 8
Niet meer zo automatische gedachten
Door eerst te proberen je automatische gedachten op te sporen en te formuleren en ze vervolgens uit te dagen, kun je toewerken naar een situatie waarin die gedachten niet meer ‘automatisch’ opkomen. Eerst zullen de gedachten misschien nog wel bij je opkomen, maar ben je je veel bewuster van die gedachten waardoor je ook kritischer kan zijn op de juistheid van deze gedachten. In een verder gevorderd stadium zullen de gedachten minder vaak bij je opkomen.
Fase 3: Werkgerichte interventies
Het bovenstaande deel van de behandeling van een burnout is met name gericht op de persoonlijke factoren die mogelijk ten grondslag lagen aan het ontstaan van de burnout. Om echt tot een duurzaam herstel te komen is het echter ook belangrijk om te werken aan de werkgerelateerde factoren. Dat kan door middel van werkgerichte interventies.
In de praktijk is het altijd een beetje zoeken naar een vorm waarin dat mogelijk is. Je kunt vaak niet zomaar grootschalige structuren binnen een bedrijf veranderen. Bij werkinterventies kun je echter ook denken aan het aanleren van concrete skills die ervoor kunnen zorgen dat je beter met toekomstige werkstress om zal kunnen gaan.
Het gebrek aan die skills kan er in veel gevallen aan bijgedragen hebben dat een burnout ontstaan is. Voorbeelden van die skills zijn plannen en het stellen van prioriteiten.
Verplichting van de werkgever
Het doel van de behandeling van een burnout is uiteindelijk dat de werknemer weer aan het werk kan. Daarom wordt er ook gekeken naar de mogelijkheden wat betreft werkhervatting voor de werknemer. Hierbij is er ook een concrete rol voor de werkgever. Deze rol is zelfs wettelijk vastgesteld in de ‘Wet Verbetering Poortwachter’.
Werkgever en werknemer zijn er bij deze wet toe verplicht om samen met een plan van aanpak omtrent werkhervatting te komen.
Werkhervatting
Werkhervatting hoeft niet pas plaats te vinden wanneer iemand volledig is hersteld van de klachten. Het kan soms zelfs nuttig zijn voor het herstel als iemand alweer eerder aan het werk gaat.
Dit kan soms nog meer inzichten geven in de oorzaken van de burnout. Mensen kunnen, door zich opnieuw in de werkcontext te begeven, nieuwe inzichten krijgen over het ontstaan van hun burnout, omdat ze daar door de behandeling bewuster mee bezig zijn.
Ook kunnen ze actief oefenen met het in de praktijk brengen van opgedane inzichten. Ze kunnen bijvoorbeeld oefenen met het herkennen en uitdagen van automatische gedachten.
Soms kan werkhervatting ervoor zorgen dat de klachten tijdelijk weer een klein beetje toenemen. Dit komt vaker voor en hoeft niet meteen reden te zijn tot paniek.
Vaak zijn mensen die ooit te maken hebben gehad met een burnout erg bang dat het weer terugkomt, zo ook Annegreet van Bergen.
Conclusie
Een burnout is heel vervelend en het herstel kan veel tijd in beslag nemen. Toch is een burnout goed te behandelen en kun je door de behandeling dingen leren over jezelf en je automatische gedachtepatronen, waar je de rest van je leven iets aan hebt. Het is daarom belangrijk om de behandeling van een burnout serieus te nemen.
Heb je zelf last van burnoutklachten? Neem gerust contact op met De Psycholoog. Wij helpen je graag verder.
- CBS, 16-11-2015, https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2015/47/cbs-en-tno-een-op-de-zeven-werknemers-heeft-burn-outklachten
- De Lessen van Burn-out, p.73
- De Lessen van Burn-out, p.75
- Langelaan, S., Bakker, A. B., Schaufeli, W. B. & Van Doornen, L. J. P. (2006). Burnout and work engagement: Do individual differences make a difference? Personality and Individual Differences, 40, 521-532.
- Kjormo, O., & Halvari, H. (2002). Relation of burnout with lack of time for being with significant others, role conflict, cohesion, and self-confidence among Norwegian Olympic athletes. Perceptual and Motor Skills, 94(3), 795-804.
- De behandeling zoals die hieronder beschreven staat is gebaseerd op het behandelprotocol in: Keijsers, G. P. J., Minnen, A. van, & Hoogduin, K. (2015). Protocollaire behandelingen voor volwassenen met psychische klachten 2. 2. Amsterdam: Uitgeverij Boom.
- Keijsers, G. P. J., Minnen, A. van, & Hoogduin, K. (2015). Protocollaire behandelingen voor volwassenen met psychische klachten 2. 2. Amsterdam: Uitgeverij Boom.
- Bögels, S. M., & Oppen, P. C. van. (2002). Cognitieve therapie: theorie en praktijk. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
- De Lessen van Burn-out, p. 202
Bij een paniekstoornis en bij een burn-out kunnen paniekaanvallen voorkomen. Wat is het verschil tussen de beide diagnoses?
Dag Tim. Burnout is nog best een lastige diagnose, dus het is denk ik handiger om uit te leggen wat een paniekstoornis is. Je kunt hier meer lezen over paniekstoornissen. Kort en goed heb je hier vooral last van als je voornamelijk bezig bent met het voorkomen van paniekaanvallen. Een burnout gaat meer over vermoeidheid en verminderde betrokkenheid bij je werk. Overigens is het goed mogelijk om beide diagnoses tegelijkertijd te hebben.