Skip to main content
search
0
Pesten

Pesten: velen krijgen er wel een keer mee te maken, of dat nu als dader, slachtoffer of omstander is.

In dit artikel wordt behandeld welke manier van pesten er bestaan en wat de kenmerken van slachtoffers en daders zijn. Ook de gevolgen van pesten worden behandeld, voor zowel dader als slachtoffer. Verder wordt aandacht besteed aan manieren om pesten te voorkomen en te verminderen.

Wat is pesten?

Om te beginnen is er een verschil tussen pesten en geweld.1 Geweld kan iets eenmaligs zijn en kan plaatsvinden tussen mensen die even sterk zijn. Pesten is daarentegen iets dat altijd herhaaldelijk voorkomt, en de dader heeft altijd meer macht dan het slachtoffer. Een ander kenmerk van pesten is dat het opzettelijk gebeurt en mogelijk een ander kwetst of pijn doet.2

Pesten is te verdelen in verschillende categorieën. We onderscheiden de volgende soorten1, 3, 4:

  • Fysiek pesten is een vorm waarbij het kind bijvoorbeeld wordt geslagen, geduwd, geschopt of opgesloten;
  • Bij verbaal pesten wordt het kind uitgescholden of uitgelachen. Dit kan gaan om iemands huidskleur, etnische afkomst of geloofsovertuiging. Ook briefjes schrijven valt onder deze vorm van pesten;
  • Door sociaal of relationeel pesten worden de reputatie of relaties van het slachtoffer geschaad. Dit kan op twee manieren. Ten eerste kan het kind worden buitengesloten: het mag niet meedoen met anderen of wordt genegeerd. Ten tweede kan er over het kind geroddeld worden. Er worden dan leugens of geruchten over hem verspreid;
  • Cyberpesten is een nieuwere vorm van pesten. Dit vindt plaats via een telefoon of computer. Een voorbeeld is het verspreiden van foto’s van iemand op internet of via sociale media. Sommige vormen van cyberpesten, zoals stalken, vallen onder crimineel gedrag.5


Pesten

Cyberpesten kan plaatsvinden via een computer.

Daarnaast kan pesten bestaan uit het vernielen van iemands eigendom of afpersing.3 Pesten kan worden onderverdeeld in een directe en indirecte vorm.1, 6 Bij direct pesten is het slachtoffer aanwezig. Dit is het geval bij fysiek en verbaal pesten. Als er sprake is van indirect pesten, is het slachtoffer niet aanwezig. Onder deze categorie vallen relationeel pesten en cyberpesten.

Betrokkenheid bij pesten

De manieren waarop mensen met pesten te maken krijgen, zijn te verdelen in vijf categorieën3, 4, 7-14:

  • Slachtoffers worden door anderen gepest;
  • Daders pesten andere kinderen;
  • Slachtoffer-daders worden gepest, maar pesten zelf ook;
  • Omstanders zijn niet direct betrokken bij het pesten, maar zijn er wel getuige van;
  • Niet-betrokkenen maken geen deel uit van het pesten.


Kinderen en adolescenten die betrokken zijn bij pesten als dader, slachtoffer of dader-slachtoffer, hebben een grotere kans om zelfmoord te plegen.13 Slachtoffers van pesten hebben een grotere kans op verschillende psychische problemen die een risico vormen voor zelfmoord. Voorbeelden zijn angst, een laag zelfvertrouwen en eenzaamheid. Het is mogelijk dat de link tussen slachtoffer zijn van pesten en zelfmoord via deze weg verloopt.

Ook blijkt dat daders, slachtoffers en dader/slachtoffers vaker een wapen dragen dan kinderen die niet betrokken zijn bij pesten.14 De meeste van de onderzoeken naar dit onderwerp zijn uitgevoerd in de Verenigde Staten, maar ook een Nederlands onderzoek vond een (klein) verband tussen slachtoffer zijn van pesten en het dragen van een wapen.

Daders dragen binnen de school even vaak een wapen als buiten de school. Dit vormt bewijs dat zij een asociale persoonlijkheid hebben. Slachtoffers en dader-slachtoffers dragen daarentegen vaker een wapen binnen de school dan erbuiten. Dit vormt er bewijs voor dat zij een wapen dragen om zichzelf te beschermen.

Pesten

Jongeren die betrokken zijn bij pesten, zijn vaker gewapend.

De cijfers

Tegenwoordig wordt er op veel scholen aandacht besteed aan pesten en het voorkómen ervan. In 2016 had bijvoorbeeld 95% van de basisscholen en 97% van de middelbare scholen een pestprotocol.1 In dit jaar werd 10% van de Nederlandse basisschoolleerlingen gepest, en gaf 3% van hen aan zelf (ook) te pesten. Op het voortgezet onderwijs geeft 8% aan gepest te worden, en is 4% (ook) dader van pesten. Vergeleken met twee jaar eerder is het aantal daders en slachtoffers van pesten afgenomen. Dit geldt op zowel het basis- als het voortgezet onderwijs.
Persoonlijk pesten, zoals aanraken of mondeling pesten, is de vorm die het meest voorkomt.1 Cyberpesten vindt amper plaats in het basisonderwijs, maar staat in het voortgezet onderwijs op de tweede plek.

Verschillen tussen jongens en meisjes

Op het basisonderwijs geven jongens en meisjes aan even vaak gepest te worden.1 Wel zijn jongens vaker dader van pesten dan meisjes.
Op het voortgezet onderwijs worden meisjes iets vaker gepest dan jongens. Ook hier zijn jongens vaker dader dan meisjes.1
De manieren van pesten die jongens en meisjes toepassen, blijken van elkaar te verschillen. Terwijl jongens vaker fysiek of verbaal pesten, sluiten meisjes vaker anderen buiten en roddelen zij vaker.4

Slachtoffers van pesten

Er is onderzoek gedaan naar de mate waarin gepeste kinderen problemen hebben met sociale vaardigheden volgens drie bronnen: gepeste kinderen, andere kinderen en leerkrachten.15 De mening van deze drie bleek redelijk overeen te komen. Slachtoffers van pesten hebben een aantal kenmerken gemeen. De volgende kenmerken werden veel genoemd:

  • Slachtoffers kijken bang;
  • Hun houding ziet eruit alsof ze zwak zijn;
  • Ze zien er ongelukkig uit;
  • Ze geven te snel toe aan de pester;
  • Wanneer ze gepest worden, gaan ze huilen;
  • Ze praten op erg zachte toon.
  • Slachtoffers tolereren gemeen gedrag zonder iets te doen om te stoppen;
  • Ze laten zien dat het pesten hen niet irriteert;
  • Wanneer ze gepest worden, zeggen ze dingen terug tegen de pester die het erger maken;
  • Kinderen die gepest worden, irriteren anderen.


Uit een ander onderzoek bleek dat slachtoffers van pesten de volgende kenmerken hebben16:

  • Ze passen zich sociaal en emotioneel niet goed aan;
  • Ze hebben meer moeite met het maken van vrienden;
  • Hun relaties met klasgenoten zijn slechter;
  • Ze ervaren meer eenzaamheid.


Gepeste kinderen worden angstiger en hun zelfvertrouwen neemt af.6 Slachtoffers zijn te verdelen in twee categorieën.15 Het stereotiepe slachtoffer is angstig. Het is belangrijk dat zulke kinderen assertiever worden en dat hun zelfvertrouwen toeneemt.7 Het provocerende type, dat veel minder vaak voorkomt7, lokt het pestgedrag actief uit. Voor deze kinderen is het volgen van een socialevaardigheidstraining van belang. Ook moeten zij leren om minder agressief en assertiever om te gaan met problemen.7

Het is mogelijk dat kinderen die sociaal geïsoleerd zijn en geen goede sociale vaardigheden hebben, eerder slachtoffer worden van pesten.16 Tegelijkertijd kan het zijn dat kinderen die gepest worden, door anderen worden gemeden om te voorkomen dat zij ook gepest zullen worden of hun sociale status verliezen.  Het lijkt dus aan te raden om kinderen sociale vaardigheden bij te brengen en op te letten dat ze niet sociaal geïsoleerd raken.

Pesten

Kinderen die gepest worden, zijn vaak eenzaam.

Sociale-informatieverwerking

Kinderen die gepest worden, verwerken sociale informatie op een andere manier dan anderen. Ze letten meer op agressieve signalen17, waardoor ze situaties niet meer op een juiste manier kunnen inschatten en andermans gedrag snel als vijandig zien.6 Ze denken dus snel dat een ander iets expres doet (bijvoorbeeld tegen hen aan botsen), terwijl het ook mogelijk is dat dit per ongeluk gebeurt. Zulke verkeerde inschattingen hebben tot gevolg dat zij op een niet-effectieve manier reageren.6, 17 Slachtoffers kiezen vaak voor een vermijdende, agressieve of niet-assertieve reactie.17
Het vertonen van dit soort sociaal onaangepast gedrag vergroot weer de kans dat iemand tot slachtoffer wordt gemaakt en niet door anderen wordt geaccepteerd.17

De gevolgen voor slachtoffers

Gepest worden heeft verschillende negatieve effecten, die tot ver in de volwassenheid kunnen voortduren. Mensen die in de kindertijd gepest zijn, blijken bijvoorbeeld tientallen jaren later meer psychische klachten te hebben. Ze lijden vaker aan depressies en angststoornissen en zijn vaker suïcidaal dan mensen die vroeger geen slachtoffer zijn geweest van pesten.18 Bovendien is er bij deze groep mensen vaker sprake van een gebrek aan sociale contacten, geldproblemen en een slechte levenskwaliteit.18

Pesten

Mensen die vroeger gepest zijn, hebben in de volwassenheid een grotere kans op een depressie.

Een ander onderzoek vond vergelijkbare resultaten.9 Mensen die in hun kindertijd of adolescentie waren gepest, hadden in hun jongvolwassenheid een groter risico op pleinvrees/agorafobie, gegeneraliseerde angst en een paniekstoornis.

Verder is gebleken dat kinderen die gepest worden als jongvolwassenen een grotere kans hebben op overgewicht.19 Het risico werd groter naarmate het pesten langer duurde. Daarnaast hebben slachtoffers van pesten tijdens hun kindertijd en adolescentie een grotere kans om symptomen van eetstoornissen (anorexia nervosa en boulimia nervosa) te krijgen.8

Daders van pesten

Verschillende kenmerken vergroten de kans dat een kind een pester is.20 Voorbeelden zijn het hebben van een bepaalde etniciteit, zoals Afro- of Latijns Amerikaans, en het leven in armoede. Ook wanneer een kind emotionele, ontwikkelings- of gedragsproblemen heeft, is de kans groter dat het anderen pest.

De gevolgen voor daders

Wanneer iemand op school een dader van pesten is, voorspelt dat het plegen van geweld zes jaar later.21 Wanneer iemand een pester is, neemt de kans op geweld met tweederde toe. Het lijkt erop dat daders van pesten een algemene asociale aanleg hebben, in plaats van een meer specifieke gewelddadige aanleg.
Mannen die als kind anderen pestten, blijken later vaker dader te zijn van partnergeweld.22 Wanneer zij anderen vaak pestten, is deze kans bijna vier keer zo groot vergeleken met mannen die geen pester waren.

Pesten

Daders van pesten plegen later vaker geweld.

Pesten is een voorspeller van delinquent gedrag. Kinderen in hun schooltijd anderen pesten, hebben dus een grotere kans om later crimineel gedrag te vertonen.23 Bovendien hebben pesters een grotere kans op het ontwikkelen van een antisociale persoonlijkheidsstoornis.9

De gevolgen voor dader-slachtoffers

Uit onderzoek is gebleken dat van de drie groepen die betrokken zijn bij pesten (daders, slachtoffers en dader-slachtoffers), voor deze laatste groep de gevolgen het slechtst zijn.9 Zij hebben een verhoogde kans op een depressie in de jongvolwassenheid, een paniekstoornis, pleinvrees/agorafobie (alleen vrouwen) en suïcidaliteit (alleen mannen). Dader-slachtoffers hebben vergeleken met personen die alleen slachtoffer óf dader zijn geweest, een veel grotere kans op deze psychische stoornissen.

De rol van de ouders

Het blijkt dat het gedrag van ouders een verband heeft met het gepest worden van hun kind.12 Terwijl bijvoorbeeld positief oudergedrag een beschermende rol kan hebben, kunnen negatieve omstandigheden juist een risicofactor vormen. Daarom is het belangrijk dat interventies zich ook richten op (de relatie van het kind met) familie.12, 24

Beschermende factoren

Adolescenten van wie de ouders hen meer steunen, zijn minder betrokken bij pesten, of dat nu als dader of als slachtoffer is.4 Dit geldt voor alle vier de vormen van pesten. Daarnaast is een positieve opvoedstijl een beschermende factor tegen pesten.12 Kinderen van wie de ouders positief gedrag vertonen, hebben een kleinere kans om slachtoffer of dader-slachtoffer van pesten te worden. Voorbeelden van positief oudergedrag met een beschermende werking zijn:

  • Een goede communicatie tussen ouders en kind;
  • Een warme relatie tussen ouders en kind;
  • Betrokkenheid en steun van de ouders;
  • Toezicht door de ouders.


Ook wanneer de ouders met hun kind praten en (bijna) alle vrienden van hun kind kennen, is de kans kleiner dat het kind anderen pest.20 Ten slotte is de kans kleiner dat een gepeste adolescent depressief wordt of crimineel gedrag gaat vertonen, wanneer hij weinig conflicten met zijn ouders heeft en niet door zijn broers of zussen wordt gepest.24

Pesten

Een goede ouder-kindrelatie kan een beschermende factor zijn tegen pesten.

Risicofactoren

Kinderen die gepest worden, hebben vaak ouders die meer betrokken zijn bij de school.16 Het is mogelijk dat dit komt doordat ouders zich bewust zijn van het probleem van hun kind. Een andere verklaring is dat kinderen van erg betrokken ouders minder zelfstandig zijn, wat ze kwetsbaarder voor pesten maakt.

Verder hebben slachtoffers en dader-slachtoffers een grotere kans om ouders te hebben die hen mishandelen, verwaarlozen of een disfunctionele opvoedstijl toepassen.12 Het effect van zulk negatief oudergedrag is groter voor dader-slachtoffers dan voor slachtoffers van pesten.

Daarnaast blijkt dat kinderen een grotere kans hebben om te pesten, wanneer hun ouders boze gevoelens hebben over hun kind of het moeilijk te verzorgen vinden.20 Ook een slechtere mentale gezondheid van de moeder vergroot de kans dat haar kind een pester is.20


De rol van vrienden

Net als familie blijken vrienden een beschermende rol te hebben bij pesten. Dit geldt niet alleen voor de slachtoffers, maar ook voor de daders.

De invloed op slachtoffers

Het hebben van meer vrienden heeft een verband met minder vaak fysiek, verbaal of relationeel gepest worden.4 Kinderen die vrienden hebben, worden meer geaccepteerd door anderen.11 Vergeleken met pesters, slachtoffers en niet-betrokkenen bij pesten, bleek dit vooral te gelden voor de dader-slachtoffers. Het is dus mogelijk dat vriendschappen deze laatste groep het meest in staat stellen om door anderen geaccepteerd te worden.

Andere studies richtten zich niet op het aantal vrienden, maar op de kwaliteit van vriendschappen. Een goede kwaliteit van vriendschappen kan een beschermende rol hebben bij pesten.25 Adolescenten die veel werden gesteund door hun vrienden, bleken een jaar later minder gepest te worden. Mogelijk zorgen vriendschappen ervoor dat zij minder kwetsbaar worden. Ook is het mogelijk dat vrienden voor een gepeste adolescent opkomen en hen op die manier steunen. De pesters kunnen er dan voor kiezen om die adolescent niet nog een keer te pesten.

Pesten

Ook vriendschappen kunnen een beschermende rol hebben.

De invloed op daders

Een onderzoek vond dat adolescenten die meer vrienden hebben, vaker pesten.4 De onderzoekers geven als mogelijke verklaring dat zij de behoefte hebben om hun sociale status te vestigen. Een ander onderzoek vond echter dat pesters een iets grotere kans hebben om geen vrienden te hebben dan kinderen die niet betrokken zijn bij pesten.11 Bijna de helft van de slachtoffers en dader-slachtoffers bleek geen deel uit te maken van een wederzijdse vriendschap.

Het krijgen van steun van vrienden blijkt gerelateerd te zijn aan een vermindering in pestgedrag.25 Wellicht nemen de pesters normen van hun vrienden over of verbetert hun psychosociaal welzijn door de vriendschap. Het is mogelijk dat de pesters zich daardoor minder snel agressief gedragen.

Uit een ander onderzoek bleek dat externaliserend (naar buiten gericht) probleemgedrag, zoals crimineel gedrag en agressie, bij kinderen is gerelateerd aan pesten.26 Kinderen die zulk probleemgedrag vertonen, maar een goede vriendschap hebben, blijken echter een kleinere kans te hebben om anderen te pesten. Ook hier heeft een goede vriendschap dus een beschermende rol. De onderzoekers die deze studie uitvoerden, geven als mogelijke verklaringen dat een goede vriendschap ervoor kan zorgen dat kinderen meer rekening houden met andermans gevoelens en dus meer empathie ontwikkelen. Bovendien kunnen kinderen door vriendschappen de mogelijkheid krijgen om sociale vaardigheden te leren en oefenen. Ten slotte zouden kinderen zo een negatieve houding tegen agressie ontwikkelen en problemen op een sociale manier oplossen.

Waarom en hoe moet pesten aangepakt worden?

Wellicht is pesten wel de belangrijkste oorzaak van mentale stoornissen die systematisch aangepakt kan worden.27 Veel kinderen krijgen namelijk te maken met pesten en bovendien is dit een factor die kan worden beïnvloed, zodat het aantal slachtoffers sterk kan verminderen.27

Een belangrijk onderdeel van het verminderen van pesten, kan zijn het meten hoe vaak het voorkomt op school en het delen van deze gegevens met alle betrokkenen.27 Hierdoor wordt iedereen zich bewust van het probleem. Dit zorgt mogelijk voor zelfreflectie, zodat omstanders ingrijpen en daders niet onnadenkend anderen pesten zonder te beseffen wat het met het slachtoffer doet. Wanneer ook ouders van het probleem weten, kan dit ertoe leiden dat pesten thuis wordt besproken en gepeste kinderen eerder hulp zoeken.

Pesten

Het is belangrijk om te weten hoe vaak pesten voorkomt.

Hoewel pesten een ingewikkeld probleem is en er veel meer nodig is voor een oplossing van dit probleem, helemaal met de opkomst van cyberpesten, kan een dergelijke schoolinterventie een goede eerste stap zijn.5

Zoals eerder in dit artikel werd beschreven, is dader en slachtoffer zijn van pesten gerelateerd aan vele problemen, waaronder psychische stoornissen. Adolescenten die depressief zijn, zelfmoordgedachten hebben of middelenmisbruik vertonen, én betrokken zijn bij pesten, hebben een slechtere uitkomst dan degenen die alleen lijden aan psychische problemen. De eerste groep heeft twee jaar later een grotere kans op psychiatrische problemen.10
Het is dus van belang dat ook wordt vastgesteld of kinderen of adolescenten psychische problemen hebben.

Voorkomen en verminderen van pesten

Zoals al eerder in dit artikel werd genoemd, heeft het overgrote deel van de basis- en middelbare scholen in Nederland een pestprotocol.1 Hierin staat beschreven hoe er wordt gehandeld indien er sprake is van pesten. Het blijkt dat pesten minder voorkomt op scholen met anti-pestnormen en regels en regelingen tegen pesten.28

Daarnaast kan een kind of adolescent ook zelf bepaalde aspecten beïnvloeden. Minder weerbare kinderen worden vaker gepest.6 Een kind kan weerbaarder worden door te werken aan bijvoorbeeld assertiviteit, houding, de manier van omgaan met emoties, sociale vaardigheden en sociale-informatieverwerking.6 Bij het aanpakken van deze thema’s kan een weerbaarheidstraining van nut zijn.

Pesten

Het is belangrijk dat gepeste kinderen assertiever worden.

Naast weerbaarheidstrainingen, die vaak bedoeld zijn voor kinderen die gepest worden, bestaan er anti-pestprogramma’s om het pesten te stoppen of verminderen. Naar de effectiviteit van zulke programma’s is veel onderzoek gedaan.

Effecten van anti-pestprogramma’s: de cijfers

Er is van veel anti-pestprogramma’s onderzocht hoe effectief ze zijn. De resultaten verschillen.3 Over het geheel genomen hebben zulke programma’s positieve effecten, maar van matige grootte.29 De programma’s richten zich op preventie van pesten en geweld op school, het verminderen van pesten en gepest worden, en op het verbeteren van opvattingen over geweld op school.29
Van de anti-pestprogramma’s die zich richten op de daders van pesten, blijkt de helft van interventies een positief effect te hebben.3 Bij de studies die een programma voor slachtoffers van pesten onderzochten, ligt dat getal hoger. Van deze interventies heeft 67% een positief effect.3
Gemiddeld nemen pesten en gepest worden door een interventie beide af met ongeveer 20%.30

Wanneer is een anti-pestprogramma effectief?

Het blijkt dat veruit het grootste deel van de effectieve interventies plaatsvindt buiten de Verenigde Staten. Meer dan de helft van de onderzoeken die geen effecten vonden, vond plaats binnen de VS. Het lijkt er dus op dat interventies die buiten de VS worden toegepast effectiever zijn dan interventies binnen de VS. In de VS hebben veel leerlingen te maken met armoede. In Noord- en West-Europa, waar de meeste andere onderzoeken naar anti-pestprogramma’s zijn uitgevoerd, is dit veel minder het geval. Het is mogelijk dat anti-pestprogramma’s in de VS niet voldoende zijn voor de complexere problematiek waarmee scholen daar te maken krijgen en dat zij daarom minder effect hebben.3

Anti-pestprogramma’s blijken ook vaker effectief te zijn wanneer de doelgroep hetzelfde ras of dezelfde etnische afkomst heeft.3 Zulke doelgroepen noemen we homogeen. Bij heterogene doelgroepen, waar variatie is (in dit geval in ras), zijn anti-pestprogramma’s minder vaak effectief.

Programma’s die minder dan één schooljaar duren zijn effectiever.29 Ten slotte hebben interventies die zich richten op kinderen jonger dan 10 jaar meer effect.29

Effectieve schoolprogramma’s bevatten de volgende elementen31:

  • Training in emotionele controle. Het gaat hier om controle krijgen over negatieve emoties die met pesten te maken hebben. Voorbeelden zijn boosheid, angst en depressie;
  • Pesters worden gesteund en geholpen door andere leerlingen, die hiervoor getraind zijn. Dit kan bijvoorbeeld door middel van actief luisteren en het geven van emotionele steun;
  • Het opstellen van een schoolbeleid voor pesten, bestaande uit handelingen en regels.


Bronnen

1 Praktikon (2016). Sociale veiligheid in en rond scholen. Geraadpleegd op 17-05-2017 via https://www.schoolenveiligheid.nl/actueel/monitor-sociale-veiligheid-2016/

2 Tsaousis, I. (2008). The relationship of self-esteem to bullying perpetration and peer victimization among schoolchildren and adolescents: A meta-analytic review. Aggression and Violent Behavior, 31, 186-199. doi:10.1016/j.avb.2016.09.005

3 Evans, C. B. R., Fraser, M. W., & Cotter, K. L. (2014). The effectiveness of school-based bullying prevention programs: A systematic review. Aggression and Violent Behavior, 19, 532-544. doi:/10.1016/j.avb.2014.07.004

4 Wang, J., Iannotti, R. J., & Nansel, T. R. (2009). School bullying among adolescents in the United States: Physical, verbal, relational, and cyber. Journal of Adolescent Health, 45, 368-375. doi:10.1016/j.jadohealth.2009.03.021

5 Kozlowska, K., & Durheim, E. (2014). Is bullying in children and adolescents a modifiable risk factor for mental illness? Australian & New Zealand Journal of Psychiatry, 48, 288-289. doi:10.1177/0004867413515529

6 Henderson, M. (2012). Databank effectieve jeugdinterventies: Beschrijving ‘Sta Sterk Training’. Geraadpleegd op 02-05-2017 via www.nji.nl/jeugdinterventies

7 Carney, A. G., & Merrell, K. W. (2001). Bullying in schools: Perspectives on understanding and preventing an international problem. School Psychology International, 22, 364-382. doi:10.1177/0143034301223011

8 Copeland, W. E., Bulik, C. M., Zucker, N., Wolke, D., Lereya, S. T., & Costello, E. J. (2015). Does childhood bullying predict eating disorder symptoms? A prospective, longitudinal analysis. International Journal of Eating Disorders, 48, 1141-1149. doi:10.1002/eat.22459

9 Copeland, W. E., Wolke, D., Angold, A., & Costello, E. J. (2013). Adult psychiatric outcomes of bullying and being bullied by peers in childhood and adolescence. JAMA Psychiatry, 70, 419-426. doi:10.1001/jamapsychiatry.2013.504

10 Klomek, A. B., Kleinman, M., Altschuler, E., Marrocco, F., Amakawa, L., & Gould, M. S. (2012). Suicidal adolescents’ experiences with bullying perpetration and victimization during high school as risk factors for later depression and suicidality. Journal of Adolescent Health, 53, S37-S42. doi:10.1016/j.jadohealth.2012.12.008

11 Kochel, K. P., Ladd, G. W., Bagwell, C. L., & Yabko, B. A. (2015). Bully/victim profiles’ differential risk for worsening peer acceptance: The role of friendship. Journal of Applied Developmental Psychology, 41, 38-45. doi:10.1016/j.appdev.2015.05.002

12 Lereya, S. T., Samara, M., & Wolke, D. (2013). Parenting behavior and the risk of becoming a victim and a bully/victim: A meta-analysis study. Child Abuse & Neglect, 37, 1091-1108. doi:10.1016/j.chiabu.2013.03.001

13 Sung Hong, J., Kral., M. J., & Sterzing, P. R. (2014). Pathways from bullying perpetration, victimization, and bully victimization to suicidality among school-aged youth: A review of the potential mediators and a call for further investigation. Trauma, Violence, & Abuse, 16, 379-390. doi:10.1177/1524838014537904

14 Valdebenito, S. (2017). Weapon carrying in and out of school among pure bullies, pure victims and bully-victims: A systematic review and meta-analysis of cross-sectional and longitudinal studies. Aggression and Violent Behavior, 33, 62-77. doi:10.1016/j.avb.2017.01.004

15 Fox, C. L., & Boulton, M. J. (2005). The social skills problems of victims of bullying: Self, peer and teacher perceptions. British Journal of Educational Psychology, 75, 313-328. doi:10.1348/000709905X25517

16 Nansel, T. R., Overpeck, M., Pilla, R. S., Ruan, W. J., Simons-Morton, B., & Scheidt, P. (2001). Bullying behaviors among US youth: Prevalence and association with psychosocial adjustment. JAMA, 285, 2094-2100. doi:10.1001/jama.285.16.2094

17 Van Reemst, L., Fischer, T. F. C., & Zwirs, B. W. C. (2016). Social information processing mechanisms and victimization: A literature review. Trauma, Violence, & Abuse, 17, 3-25. doi:10.1177/1524838014557286

18 Takizawa, R., Maughan, B., & Arseneault, L. (2014). Adult health outcomes of childhood bullying victimization: Evidence from a five-decade longitudinal British birth cohort. American Journal of Psychiatry, 171, 777-784. doi:10.1176/appi.ajp.2014.13101401

19 Baldwin, J. R., Arseneault, L., Odgers, C., Belsky, D. W., Matthews, T., Ambler, A., … Danese, A. (2016). Childhood bullying victimization and overweight in young adulthood: A cohort study. Psychosomatic Medicine, 78, 1094-1103. doi:10.1097/PSY.0000000000000388

20 Shetgiri, R., Lin, H., Avila, R. M., & Flores, G. (2012). Parental characteristics associated with bullying perpetration in US children aged 10 to 17 years. American Journal of Public Health, 102, 2280-2286. doi:10.2105/AJPH.2012.300725

21 Ttofi, M. M., Farrington, D. P., & Lösel, F. (2012). School bullying as a predictor of violence later in life: A systematic review and meta-analysis of prospective longitudinal studies. Aggression and Violent Behavior, 17, 405-418. doi:10.1016/j.avb.2012.05.002

22 Falb, K. L., McCauley, H. L., Decker, M. R., Gupta, J., Raj, A., & Silverman, J. G. (2011). School bullying perpetration and other childhood risk factors as predictors of adult intimate partner violence perpetration. Archives of Pediatrics & Adolescent Medicine, 165, 890-894. doi:10.1001/archpediatrics.2011.91

23 Ttofi, M. M., Farrington, D. P., Lösel, F., & Loeber, R. (2011). The predictive efficiency of school bullying versus later offending: A systematic/meta-analytic review of longitudinal studies. Criminal Behaviour and Mental Health, 21, 80-89. doi:10.1002/cbm.808

24 Sapouna, M., & Wolke, D. (2013). Resilience to bullying victimization: The role of individual, family and peer characteristics. Child Abuse & Neglect, 37, 997-1006. doi:10.1016/j.chiabu.2013.05.009

25 Kendrick, K., Jutengren, G., & Stattin, H. (2012). The protective role of supportive friends against bullying perpetration and victimization. Journal of Adolescence, 35, 1069-1080. doi:10.1016/j.adolescence.2012.02.014

26 Bollmer, J. M., Milich, R., Harris, M. J., & Maras, M. A. (2005). A friend in need: The role of friendship quality as a protective factor in peer victimization and bullying. Journal of Interpersonal Violence, 20, 701-712. doi:10.1177/0886260504272897

27 Scott, J. G., Moore, S. E., Sly, P. D., & Norman, R. E. (2014). Bullying in children and adolescents: A modifiable risk factor for mental illness. Australian & New Zealand Journal of Psychiatry, 48, 209-212. doi:10.1177/0004867413508456

28 Azeredo, C. M., Rinaldi, A. E. M., De Moraes, C. L., Levy, R. B., & Menezes, P. R. (2015). School bullying: A systematic review of contextual-level risk factors in observational studies. Aggression and Violent Behavior, 22, 65-76. doi:10.1016/j.avb.2015.04.006

29 Jiménez-Barbero, J. A., Ruiz-Hernández, J. A., Llor-Zaragoza, L., Pérez-García, M., & Llor-Esteban, B. (2016). Effectiveness of anti-bullying school programs: A meta-analysis. Children and Youth Services Review, 61, 165-175. doi:10.1016/j.childyouth.2015.12.015

30 Ttofi, M. M., & Farrington, D. P. (2011). Effectiveness of school-based programs to reduce bullying: A systematic and meta-analytic review. Journal of Experimental Criminology, 7, 27-56. doi:10.1007/s11292-010-9109-1

31 Lee, S., Kim, C., & Kim, D. H. (2015). A meta-analysis of the effect of school-based anti-bullying programs. Journal of Child Health Care, 19, 136-153. doi:10.1177/1367493513503581

Manon Kaptein

Manon Kaptein studeert Kinder- en Jeugdpsychologie. Ze schrijft over verschillende onderwerpen uit de ontwikkelingspsychologie. Dit artikel is geredigeerd door een van onze psychologen.

Leave a Reply